woensdag 1 juni 2011

De 20 kilometer door Brussel

Het bezoek aan Brussel op de laatste zondag van de maand mei is een traditie geworden. De hoeveelste keer dat ik er gisteren ook weer was weet ik niet meer. Vroeger als actieve deelnemer, de laatste jaren als passieve supporter, mijn madame heeft mijn plaats in het peloton overgenomen. Nu ja, zo passief is het supporteren ook niet.

Het begint met het zoeken naar een parkeerplaats. Dit jaar waren we vroeg vertrokken, om half één waren we al in de buurt van het Jubelpark. Het begeerde parkeerplaatsje werd snel gevonden. De twee uren die nog resten tot één kanonschot de dertigduizend koppen tellende massa in beweging zal brengen hebben we in twee gedeeld. Eerst hebben we een rustig plekje in het Jubelpark opgezocht. Samen op een bankje, genietend van een zonnetje wiens warmte getemperd werd door een aangenaam, verfrissend windje. Naarmate de tijd vorderde werden we gewaar dat die zon alsmaar meer warmte afgaf.

Een uur voor de start zijn we elk onze eigen weg gegaan. Mijn madame trok het luchtvaartmuseum in om er de laatste sanitaire verplichtingen te volbrengen. Het is als vrouw niet evident om lange rijen wachtenden te vermijden. Een aandachtspunt voor de organisatie waar ze, zo heb ik me laten wijsmaken, iets kunnen leren van de organisatoren van de Antwerp Ten Miles. Nog snel herhaalden we onze afspraak. Als we elkaar zouden zien aan de tiende kilometer, dan zal zij mij teken doen wanneer ze op schema zit (duim omhoog) of niet op schema zit (duim omlaag). Het streefdoel was onder de twee uur blijven. Ik zocht mijn fiets op want het plan was dus om mijn madame na twee, vier en tien kilometer op te wachten. Ik zou haar dan gedurende vijf kilometer proberen te volgen om me dan naar de aankomst te haasten.

Het Paleizenplein was mijn eerste halte. Ik was er ruim op tijd zodat ik de te volgen weg naar mijn volgende stop kon verkennen. Dat was op de Louizalaan. Terug aangekomen aan het koninklijk paleis voelde ik dat de zon nog harder de temperatuur in de hoogte aan het jagen was. Ocharme die lopers. Maar mijn lijdensweg zou nu ook beginnen.

Ik zie de eerste atleten het Paleizenplein op lopen. Spoedig wordt dat plein overspoeld met lopers. Wat ik vreesde zal ook gebeuren. De kans dat ik mijn madame in deze tsunami zal terugvinden is heel erg klein. Misschien zelf onbestaande. Uiteindelijk beslis ik naar de Louizalaan te fietsen. Daar ook is het onbegonnen werk. Ik zie een ononderbroken breed lint van mensen een tunnel in lopen. Is mijn madame al gepasseerd of niet? Hop dan naar het tien-kilometer punt.

De brede, kilometers lange Franklin Rooseveltlaan. Zal het hier lukken ze te zien? Mijn ogen trachten elke loper op te nemen. Tureluurs werd ik er van. Plots hoor ik haar mijn naam roepen. Ik kijk in de richting van waar het geluid komt en zie haar lopen, aan de overkant van de weg waar ze een strook schaduw had opgezocht. Verstandig van haar, is wat me in mijn gedachten schiet. Dan zie ik haar het afgesproken teken geven. Niet één duim, maar twee duimen. En ze wezen naar beneden. Zo, dat weten we dan ook. Dat ziet er niet goed uit. Tijd om me aan mijn tweede afspraak te houden: de dochters thuis op de hoogte houden. Tegen de tijd dat mijn sms verzonden was, was ik natuurlijk mijn madame alweer kwijt geraakt. Ik spring op mijn fiets en probeer haar terug in te halen. Uiteindelijk merk ik ze terug op. Om ze dan weer even snel weer kwijt te geraken. Ik had ondertussen de twaalfde kilometer bereikt en besloot dat dit geen zin meer had. Er zat maar één ding op: naar de aankomst fietsen en haar daar op te wachten.

Daar stond ik dan, aan de aankomst, op de plek waar we hadden afgesproken. Opnieuw zie ik honderden en honderden mensen passeren. Ik had geen idee waar zij ergens kon zijn. Is ze nog op weg? Is ze al aangekomen? Ik hoor verschillende keren de sirene van een ambulance. Ligt ze daarin? Het is bang afwachten. Plots tikt iemand op mijn schouder. Het is mijn madame. Oef. Fysiek ziet ze er goed uit, hoe is het mentaal met haar gesteld? Redelijk goed. De beoogde eindtijd werd bijlange niet gehaald, negen minuten langer dan verhoopt. Dat is veel minder erg om dragen dan de drieëntwintig seconden die ze vorig jaar te kort kwam om beneden de twee uur te blijven. Onmiddellijk zocht en vond ze redenen waarom het dit jaar niet goed ging: de warmte, vorig jaar veel vroeger begonnen met de voorbereiding in functie van de halve marathon in de Champagnestreek (dus meer kilometers in de benen), drukke periode op het werk.

Zowel voor de loper als voor de supporter heeft de 20 km door Brussel niet gebracht waar ze op gehoopt hadden. En in plaats van “foert” te zeggen, in plaats van “nooit meer de 20 door Brussel” te zeggen, zeggen wij: “tot volgend jaar”. Mijn madame om toch nog eens te proberen onder die twee uur te geraken. Ik als trouwe supporter die in het vervolg zijn fietske wel thuis zal laten. En wie weet staat er volgend jaar één van de dochters aan de start. Want iedereen die iets of wat aan lopen doet moet die lastige twintig kilometers toch eens meegemaakt hebben.