woensdag 21 september 2011

Negen Flandriens op bezoek in Nederlands Limburg

Een weekend boordevol sport. Vrijdagavond er aan begonnen en zondagmiddag er mee gestopt. Voor diegenen die vrezen voor een overdosis sport, meer dan een menselijk lichaam aan kan, er zat een deel passieve sportbeoefening bij.

Met de Memorial Van Damme werd het weekend op een passieve manier ingezet. Alhoewel, door tientallen keren van onze stoel recht te veren werd het ook een redelijke actieve bedoening. Toen we het Koning Boudewijnstadion binnenkwamen viel de aanwezigheid van de club onmiddellijk op. Enthousiaste jongeren verkochten er programmaboekjes. Op de piste werden er, als een soort van voorprogramma, wedstrijden voor de jeugd gehouden. Daarin viel vooral de afwezigheid van onze clubtruitjes op. Daar zal dan wel één of andere strategie, visie achter zitten, denk ik dan bij mezelf.

Zaterdagochtend, om kwart voor zes, een ontiegelijk vroeg uur, knalde de wekker me uit mijn bed. Na een ommetje langs Vilvoorde om mijn broer op te pikken bracht de auto ons naar Nederlands Limburg. In het dorp Epen vervoegden wij er zeven mannen. Negen mannelijke exemplaren die de loopschoenen ruilen voor een fiets, die een duurloop van een uur inwisselen voor een ruim honderd kilometer lange tocht op het parcours van de Amstel Gold Race. Het is het vervolgverhaal op hun exploten van een jaar geleden toen ze de hellingen en kasseien van de Ronde van Vlaanderen hebben leren kennen.

Kasseien waren er deze keer niet bij, en daar waar we niet rouwig om. Regen en wind bleven ook achterwege, wat een verschil met de koude regenvlagen die vorig jaar onze lijven geselden. De uitdaging van zaterdag zat hem in de grens van honderd kilometer die gesloopt moest worden en de vele hellingen die op onze omloop verspreid lagen. Waar de heuvels in de Vlaamse Ardennen meestal kuitenbijters zijn van enkele honderden meters, werden we geconfronteerd met hellingen die vlotjes een paar kilometer lang waren.

Sommige hellingen waren “lopers”. Zo noemen fietsers de makkelijke hellingen, het volstaat om ritme in de pedaalslag te houden. Een beetje respectloos misschien om het woord “loper” te associëren met iets dat niet moeilijk is, zeker in een milieu van lopers. Andere hellingen waren echte martelingen. Enigszins ontgoochelend was de Cauberg. Die lag ongeveer halverwege onze tocht. Wat een verschrikking zou moeten zijn bleek een makkie te zijn.

Het venijn in onze omloop zat hem in de kop en in de staart. Twee kanjers als opwarming: de Gulpenberg en de Kruisberg. Na tachtig kilometer waren de Camerig en het Drielandenpunt ware geselingen. Op die helling naar het drielandenpunt had ik een dip. Ik zag het niet meer zitten en zette voet aan grond. Om dan te beseffen hoe dom mijn manoeuvre was. Tien seconden later zat ik alweer op de fiets en peddelde ik naar de top.

Een overzicht van de hellingen kan je hier bekijken. Ik durf eerlijk te bekennen dat mijn batterijen leeg waren, dat ik blij was dat het achter de rug was. Ik denk ook dat iedereen iet of wat het zelfde gevoel had. Het was genoeg geweest. Des te groter is de voldoening achteraf, we hebben het voor elkaar gekregen, we hebben iets gepresteerd waar we best trots over mogen zijn. Des te groter is ook het respect voor de toppers in het wielrennen, hoe zij tegen zulke hoge snelheden die hellingen oprijden.

Of onze wielhonger gestild is? Integendeel. Er worden nieuwe plannen gesmeed. Luik-Bastenaken-Luik zou wel eens de volgende klassieker kunnen worden. Maar wat hoor ik vandaag? Ook de vrouwen zijn van plan mee te gaan. Vrouwen op een mannenweekend. Lijkt me enorm tegenstrijdig, niet?