maandag 20 december 2010

Vragen staat vrij

Ik schrijf dit stukje één dag voor het begin van de winter. Wat mij betreft hebben we ons deel van de winter al gehad. Ze mogen er hierboven mee stoppen. Tenzij ze voor erg plaatselijke vorst en sneeuw kunnen zorgen. Parken en bossen die er betoverend mooi bijliggen, wegen en fietspaden die goed berijdbaar zijn. Vraag maar aan mijn jongste dochter wat zij van de winter vindt, zij die vrijdag haar fiets onder haar voelde wegglijden en onzacht tegen het asfalt smakte.

En toch heeft de winter zijn charme. De aanblik van het Bloso domein in Hofstade, het was gewoonweg prachtig. Schilderachtig mooi, die bomen en struiken die hun stammen en takken bedekt zagen met een verse laag witgoed. Een idyllische omgeving om in te wandelen, om in te lopen.

En wij laten, net zoals vorige week in het Zoniënwoud, ons inspireren door de omstandigheden. Er wordt gesproken over het “Wauw”-moment. Ken je dat? Het overvalt je, uit het niets. Maar als het gebeurt, dan blijft het voor eeuwig in je geheugen gegrift. Je merkt het, lopen is bij ons een totaalervaring: lichaam en geest worden geprikkeld.

Het lichamelijke aspect, dat ligt voor de hand, lopen is een fysieke inspanning. Zeker als je in de groep een rebel hebt die plots voor de groep gaat uitlopen, die zijn trainer tot het uiterste drijft. Waarom? Je kunt je afvragen of hij het zelf wel weet.

Onze geest wordt gestimuleerd door de verschillende vragen die in onze gedachten komen. Waarom wordt sneeuw alsmaar gladder en gladder? Wie was nu weer Daniel Cohn-Bendit? In welk boek kwam het personage “Speeltie” voor? Of was het een tv-reeks? Vragen, alsmaar meer vragen. Maar vragen die een antwoord krijgen. De synergie van onze groep mag niet onderschat worden.

zondag 12 december 2010

Was het een hert of een ree?

Stel je voor, je rijdt vier vrienden naar huis en je gsm gaat af. Ik neem op, handenvrij natuurlijk. Het is mijn dochter. “Wanneer ga je thuis zijn?”, vraagt ze. Beginnen mijn maten daar een kabaal te maken. “Jos, gij ook nog een pintje”. “Hoe de Jos, nog een pintje? Hij heeft er al vier op!”. Mijn dochter, niet goed wetende wat haar overkomt, vraagt “Waar zijt gij eigenlijk?”. Nog voor ik de woorden “in de auto” kon uitspreken werd ik overstemd. “Café De Witte Duif. Patron, geeft er ons nog éne.”

Dat is wat me vanmorgen overkomen is. Waar mijn passagiers de energie nog vandaan haalden om zo uit de hoek te komen, ik begrijp het niet goed want die duurloop in het Zoniënwoud was toch wel pittig. Eén uur en veertig minuten hollen en dollen, dat kruipt in de kleren.

Een duurloop draait bij ons steevast uit op een vaartspel. Demarrages, alsof was het een wielerwedstrijd, zijn geen uitzondering. En elke demarrage wordt beantwoord. Zelf als het een mountainbiker is die ons passeert, we lopen er als gekken achter aan. Het is alleen even wachten op de eerste gek die het gat wil dichten. En helemaal verrast waren we door de passage van een hert. Of was het een ree? Mijn kennis in de dierkunde laat me even in de steek. Wat het ook moge geweest zijn, hier hebben we gepast, een geval van overmacht, dat beest was ons te snel af. Maar wat ook vast staat, hoeveel ontsnappingen er ook moge geweest zijn, is de algemene hergroepering tot één groot peloton. Ons motto is: ”samen uit, samen thuis”.

Onze duurlopen vergen een fysieke inspanning, maar geen betere manier om dat te compenseren door onze fantasie de vrije loop te laten gaan. We beelden ons van alles in, zien fata morgana’s en beginnen liedjes te zingen. En zo eindig je in een auto die baadt in een cafésfeer maar waar alleen het bier ontbreekt.

donderdag 2 december 2010

Hoe klein een grote kan zijn.

Wie mijn blog volgt weet dat ik een loper ben. Een loper die, ondanks een totaal gebrek aan talent, zich waagt te tonen in wedstrijden. Omdat lopen veel plezanter is wanneer je dat kan doen met gelijkgezinden heb ik me jaren geleden lid gemaakt van de Vilvoordse Atletiekclub. Een club met naam en faam. Wie kent Kim Gevaert niet? Zij was mijn clubgenote. Er was ooit een tijd waar het Belgische 4x100m team een Vilvoordse aangelegenheid was. Dat ligt al enkele jaren achter ons maar het bestuur profileert de club nog altijd als zijnde de grootste club van België. Welke criteria ze daarvoor hanteert, weet ik niet. Wat ik ervaar is, dat ze zich van haar kleinste kant laat zien.

Zo heb ik mijn wenkbrauwen moeten fronsen wanneer ik hoorde dat een papa door een jeugdtrainster met alle zonden Israëls overladen werd omdat hij met zijn dochter een rondje aan het lopen was. Moest de papa dat doen tijdens de trainingsuren, ik zou het nog kunnen begrijpen. Maar dat was niet het geval. Waar moeit dat mens zich eigenlijk mee?

Ik vraag me af of de Vilvoorde Atletiekclub het wel begrepen heeft op lopers. Ze doet er alles aan om de jeugd in de richting van de kampnummers te duwen. Polyvalente atleten kweken, dat lijkt hun betrachting te zijn. Jongens en meisjes die in zand springen haten, die het gooien met kogels en speren beu zijn, die maar één ding willen doen: lopen, lopen en nog eens lopen, ze kiezen best een andere club dan de grootste van ’t land.

Wat wij als leden in onze maag gesplitst kregen is een verhoging van het lidgeld met 15 %. En daarbovenop wordt ieder lid die aan officiële wedstrijden wil deelnemen verplicht een nieuw singlet aan te schaffen. Mijn vraag aan het bestuur naar het waarom van die hoge stijging van de lidgelden is tot op vandaag onbeantwoord gebleven. Ondertussen hebben wij betaald en zijn de eerste veldlopen achter de rug.

Afgelopen zaterdag organiseerde de andere Vilvoorde club, Sparta Vilvoorde, haar veldloop. En kijk, het VAC-bestuur was ook aanwezig. Om haar atleten aan te moedigen, daar zou je kunnen van uitgaan. Groot is de verbazing wanneer vandaag blijkt wat de werkelijke beweegredenen van haar aanwezigheid was. Het bestuur, in name van Yvette De Schutter, heeft iedere atleet die in een oud truitje gelopen heeft een mail gestuurd waarin duidelijk gemaakt werd dat dit niet geapprecieerd werd en dat sancties zouden volgen.

Als dat de zorg van het bestuur is, het kleurtje van het truitje, dan moet ik mijn wenkbrauwen opnieuw eens fronsen. Zouden ze niet eerder de leden moeten appreciëren? Ga ze maar gaan zoeken, de ouders die met hun kinderen een middag op een wei of in een park vertoeven. Des winters, nota bene. Stuk voor stuk zijn het mensen met een passie, gedreven, gebeten door de loopmicrobe. Telkens opnieuw lopen de atleten, jong en oud, de ziel uit hun lijf. Elke keer opnieuw schreeuwen de ouders zich hees. Maar dat blijkt niet te volstaan. Neen, ’t kleurtje van ’t truitje is niet goed.

Een grote wrevel onder de leden is de perceptie dat veel lidgeld vloeit naar de toppers. De Tasame’s en Belete’s die af en toe op tv te zien zijn. Inderdaad op tv, want alhoewel we van dezelfde club zijn, we zien ze nooit op training. Ziet de club dan niet dat Sander Heemeryck als eerste jaars junior zo goed als alle crossen wint waaraan hij deelneemt? Die jongen is al jaren lid van de club. Men zou die knaap moeten koesteren. Helaas, de kleur van zijn truitje is niet goed. Ik vernoem hier nu Sander maar zo zijn er vele voorbeelden.

De mail die gestuurd werd naar de kledingzondaars is bij velen in het verkeerde keelgat geschoten. Het bestuur (in name van Yvette De Schutter) reageert momenteel met de standaardzin: “Uw reactie wordt besproken op de volgende bestuursvergadering”.

Ik ben benieuwd naar de reactie. Ik hoop op een positief signaal van het bestuur want ik krijg het alsmaar moeilijker om een club te vertegenwoordigen die mijn gedachtegoed niet deelt.