zondag 21 augustus 2011

Pokkeweer op Pukkelpop

Of ik zin had om de Foo Fighters te zien op Pukkelpop? Het was een vraag die mijn broer me enkele maanden geleden stelde en waar ik niet lang over moest nadenken. Tuurlijk dat ik zin had. Dave Grohl is één van mijn muzikale helden. Al verschillende keren bezig gezien met zijn Foo Fighters, maar ook als drummer bij de Queens Of The Stone Age en Them Crooked Vultures. En bijna ook als drummer van Nirvana. Ik had een kaartje voor de passage van Nirvana in Vorst Nationaal, in 1994. Kurt Cobain besloot luttele weken voor dat concert een einde aan zijn leven te maken.

De zon scheen in Kiewit, die donderdagvoormiddag. Het was zelfs heel warm. Ik was vergeten zonnecrème mee te nemen en voelde mijn voorhoofd rood worden van de zonnebrand. Het moet de eerste warme dag van deze zomer geweest zijn, dus klagen dat het nu te warm was, dat zou misplaatst zijn. We hebben Eliiza Doolittle en Noah And The Whale gezien. Het waren best amusante optredens maar eigenlijk beschouwde ik ze als een soort voorprogramma.

Het was iets na vieren toen de eerste wolken begonnen over te drijven. Je voelde de temperatuur al een beetje zakken, een flauw windje waaide over het festivalterrein. Er was een kans op onweer voorspeld. Ik zag hier en daar mensen naar de hemel kijken, licht verontrust. Ik moet bekennen dat ik één van hen was. Een regenvlaag valt best te verteren, donder en bliksem in open lucht is al wat minder aangenaam om mee te maken. De wolken dreven over, een opklaring volgde.

We maakten ons klaar om Skunk Anansie te zien. Zij stonden om half zes geprogrammeerd op het hoofdpodium. Skunk Anansie zijn ook al oudgedienden. Voor veertigers als mijn broer en ik, was het een aangename herontdekking van de vele goede nummers die zij in hun carrière gemaakt hebben. De sfeer zat er goed in. Er werd gezongen en gesprongen, handen gingen in de lucht. Dat er een paar regendruppels vielen, dat kon de pret niet drukken. Dat de regen alsmaar harder en harden begon neer te vallen deerde niemand, het feestje werd er alleen maar groter door. Dat achter ons een pekzwarte lucht hing die dreigend onze richting uitkwam, dat zagen we wel, maar wat kan je daar op dat moment aan doen? Niet veel. Het ondergaan en wachten tot de donkere wolken voorbij zijn.

Maar plots verandert alles. Afgerukte bladeren, kleine twijgen vliegen door de lucht. Hagelbollen met en diameter van een paar centimeter knallen tegen onze lijven. We proberen ons zo klein mogelijk te maken, gehurkt met de rug naar de richting waar de hagel vandaan komt, de rugzak in de nek om ons hoofd te beschermen. Dan besef ik dat er enkele meters achter ons een hekken staat. Ik kijk om en zie mensen gehurkt dekking zoeken achter dat hekken. Als soldaten die een kogelregen trachten te ontwijken lopen mijn broer en ik naar dat hekken en maken ons terug zo klein als mogelijk. Hoe lang we daar gezeten hebben weet ik niet. Ik heb gedurende die tijd alleen naar de grond gekeken, wachtend tot de storm uitgeraasd was.

Ondertussen ben ik doornat, de kans dat de kleren in mijn rugzak droog gebleven zijn is zo goed als onbestaande. Maar het is gelukkig gestopt met stormen en we staan terug recht. Hier en daar staan een groepje mensen. “Waar is dat feestje, hier is dat feestje” wordt er gezongen. Op het eerste gezicht was er inderdaad niet veel aan de hand. De wei stond blank, inderdaad. Maar natte voeten hadden we toch al. Maar dan beginnen we rond te kijken.

Links van het hoofdpodium zien we dat een stelling met daaraan een spandoek van Humo omgekanteld is. Rechts van het podium staat een soortgelijke stelling nog recht. Maar het is alsof er met machinegeweren naar dat spandoek geschoten werd. De hagelstenen hebben dat doek door doorboord. We draaien ons om en zien een grote tak op een stand van Proximus liggen. Mijn broer en ik blijven nog enkele minuten staan op de plek waar we daarnet nog aan het dansen en springen waren. Het is stil geworden. Geen muziek, geen joelende mensen. Niets meer. We verlaten het hoofdpodium, moeten langs die Proximus stand passeren en zien dat een boom met een stam van wel één meter breed afgeknapt is en op die tent is gevallen is. Hier moeten gewonden gevallen zijn. We stappen verder en zien dat een concerttent ingestort is. Het dringt tot ons door dat wat er gebeurd is heel ernstig is, dat hier wel eens doden kunnen gevallen zijn.

Als ze thuis op het nieuws horen van wat er op Pukkelpop gebeurd is, dan moeten we ze zo snel mogelijk laten weten dat er met ons niets aan de hand is. Dat klinkt eenvoudig maar dat blijkt het niet te zijn. Verschillende pogingen om te bellen of te sms’en mislukken. Bovendien krijgt mijn gsm last van een te veel aan nattigheid. Net voor hij het volledig laat afweten lukt het me een sms te sturen. Maar wanneer zal die toekomen? Mijn broer zijn gsm lijkt net iets betrouwbaarder. Na verschillende pogingen krijg ik mijn oudste dochter aan de lijn. Zij had al ondertussen via het internet van de ramp vernomen, had ondertussen al naar mij berichten gestuurd om te weten hoe het was. Ik kan haar geruststellen. Op het moment dat ik haar aan de lijn heb vertellen er mensen rondom ons dat er twee doden gevallen zijn.

“We are having a short break” valt er te lezen op de beeldschermen op de wei. Dat er vanavond nog één muzieknoot te horen zal zijn lijkt uitgesloten. Toch blijven wij nog ruim anderhalf uur op het terrein. Een beetje als geslagen honden, een beetje verweesd. Uiteindelijk beslissen we naar huis te gaan. Op weg naar de uitgang zien we dat er nog andere constructies het begeven hebben. De grond ligt bezaaid met takken.

Eens buiten het festivalterrein zien we hier en daar ouders opduiken die op zoek zijn naar nieuws. We worden aangeklampt door een vader die zijn zoon zoekt. Vader was ook op het festivalterrein. Zijn gsm doet het niet meer, hij vraagt of wij bereik hebben. Het lukt hem om met de gsm van mijn broer zijn vrouw te bereiken: “Priscilla, als gij hem te pakken krijgt, vraagt waar hij zit, vraag hem daar te blijven. Ik kom hem dan halen”. De man bedankt mijn broer omdat hij zijn gsm mocht gebruiken en trekt verder, op zoek naar zijn zoon.

Op weg naar huis horen we op de radio dat er inderdaad doden gevallen zijn. We laten het thuisfront weten dat we op komst zijn. Iets na tienen ben ik thuis en wordt ik opgewacht door mijn drie vrouwen. Via tv, facebook en twitter hebben zij de gebeurtenissen gevolgd. Ik vertel hen mijn versie.

We zijn nu een paar dagen verder. Mijn gsm is terug droog en doet het weer. Dit is geen troost. De beelden die op het internet circuleren zijn hallucinant. Op een goede 75 meter van waar wij schuilden, zijn twee doden gevallen. Of de organisatie mijn ticket terug betaalt interesseert mij niet. De Foo Fighters, zij zullen ooit nog wel eens terugkeren. Die vijf mensen niet meer. Telkens als ik in openlucht een concert bijwoon zal ik naar de hemel staren en aan voorbije donderdag moeten denken.