vrijdag 27 januari 2012

Open brief aan een duo vrienden

Mijn vrienden, mijn vrienden. O zo belangrijk in een mensenleven, die beste vrienden. Ik steek het dan ook niet onder stoelen of banken dat ik twee exemplaren mis. Ik mis ze zo erg dat ik hier, op de meest publieke plek ter wereld, het wereldwijde internet, hen oproep om een teken van leven te geven.

Heb ik iets misdaan? Dan vraag ik vergiffenis. Hebben jullie andere doelen in jullie levens? Dan respecteer ik dat. Maar bestaat er toch een kans, hoe klein ook, dat ik jullie binnenkort nog eens zal zien?

Waar is de tijd gebleven dat we ons onnozel trainden, om toch maar die tweeënveertig kilometers al lopend af te leggen? Of toen we de vele bezoeken aan champagnehuizen combineerden met het lopen van een loodzware halve marathon. Om dan nog te zwijgen over de vele tuinfeesten. Waarvan, terwijl ik dit aan het schrijven ben, ik besef dat elk van jullie er één van hebben moeten missen. Hoe erg dat dit voor jullie moet geweest zijn, ik realiseer het me nu pas. Sorry.

Desalniettemin. De vele mooie momenten die we samen beleefd hebben zijn niet op twee handen te tellen. Daarom, beste vrienden, vraag ik jullie om een teken van leven. En moest het zijn dat jullie het lopen vaarwel hebben gezegd, jullie je bekeerd hebben tot een tweewieler, weet dan dat ik graag jullie wil vergezellen op één of meerdere van jullie tochten. Laat het een weerzien worden, geen vaarwel.

Hopelijk tot gauw

(Beste lezer. Net zoals mijn vorige tekst kan dit overkomen als klinkklare nonsens. Mijn vorig stukje was een poging om een verzonnen verhaal neer te schrijven. Dit stukje is pure ernst)

donderdag 19 januari 2012

Dit kan niet waar zijn

Stik kapot ben ik. Die kaartavond is iet of wat uit de hand gelopen. Ik hunker naar mijn bed. Ik haast me naar boven en doe ik de deur van de slaapkamer open. Ik zie een kille, ongezellige kamer waarin alleen een metalen stapelbed staat. Alleen op het bovenste bed ligt een dunne matras. Dit is mijn kamer niet. Ben ik echt zo vermoeid of heb ik teveel Duvels op? Wat maakt het uit. Ik wil slapen.

Ik hijs me omhoog en laat me op bed vallen. Een onzachte landing. Mijn hoofd staat op barsten. Verdomme, ik heb mijn schoenen nog aan. Ik heb alle moeite om me terug recht te trekken. Waarom heb ik die veters zo strak aangebonden? Foert, ik hou die schoenen aan. Ik laat mijn lijf los en voel mijn hele lichaam tegen die matras vallen. Ik staar nog even naar het plafond maar lang houden mijn ogen dat niet uit. Ik voel de wimpers van mijn ogen in elkaar verstrengeld geraken.

De stilte in de kamer wordt verstoord. Ik hoor hoe de roestige klink van de slaapkamerdeur in beweging gebracht wordt. Al mijn zintuigen zijn plots in een opperste staat van paraatheid. Langzaam recht ik mijn hoofd. De pijn die door mijn hersenpan jaagt is niet meer te harden. Ik zie hoe de deur zich langzaam opent.

Het kleine beetje licht in de kamer, in combinatie met mijn troebel zicht, verhinderen me klaar te zien. Beetje bij beetje vormt zich een silhouet. Hoe meer die deur geopend wordt, hoe meer dat silhouet van zijn vormen prijsgeeft. Hoe meer ook ik het begin te herkennen. Ik spring recht. Mijn lijf en leden verkrampen van de angst. Dit moet een droom zijn, neen, een nachtmerrie. Verlos me hieruit. Ik krijs het uit, slaak een kreet.

Mijn madame is ook thuisgekomen.

(Vandaag is het precies één jaar geleden dat iemand me vertelde dat ik klinkklare nonsens schrijf. Omdat het al lang geleden is dat ik wat geschreven heb, wilde ik proberen of ik het nog kan.)