maandag 26 oktober 2009

Stokjes geven

Lopen, is er iets makkelijker om aan sport te doen dan lopen? Je neemt je trainingspak, doet dat aan, je trekt een paar goed zittende schoenen aan en weg ben je. Je loopt de buitenlucht tegemoet, je voelt de stress en al je frustraties uit je lichaam verdwijnen. En als alleen lopen je niets zegt, dan spreek je af met je vrienden en vriendinnen. Vind je die gelijkgezinden niet onmiddellijk dan kan je je nog altijd aansluiten bij een club.

Maar wanneer je besluit je te meten met anderen, wanneer je aan wedstrijden gaat meedoen dan blijkt dat lopen toch een individuele sport is. Het is jouw lichaam en de grenzen er van tegen de anderen. Een strijd van één tegen allen. Uitzonderlijk, heel uitzonderlijk wordt lopen een ploegsport. Dat zijn van die momenten dat je je extra wil geven, dat je die versnelling nu wel wil doen maar waar je er zeker van bent dat je ze niet zou gedaan hebben moest je voor eigen rekening aan het lopen zijn.

Gisteren was zo een uitzonderlijke dag. De Lotto CrossCup Relays in Gent. Trio’s moesten gevormd worden. In een grote club is dat heel eenvoudig. Tenzij enkelingen hun ego belangrijker vinden dan een gezellige middag in clubverband. Wanneer de ambitie om in de kranten te staan, om op televisie te verschijnen niet kan opzij geschoven worden, al is het maar een halve dag. Als twee clubgenotes noodgedwongen de wedstrijd thuis op tv moeten volgen omdat de vedette hen niet belangrijk genoeg acht. Is de vedette van nu wel de vedette die we binnenkort willen toejuichen?

Gisteren heb ik moeten toekijken. Mijn hamstring is nog altijd diep ongelukkig van wat ik hem tijdens mijn marathon heb aangedaan. Maar ik heb fantastische dingen gezien. Meisjes, jongens, dames, heren die zich de ziel uit hun lijf hebben gelopen. Ik zag een teamgenote aankomen en diep voorover gebogen over een dranghekken bekomen van haar inspanning. Achteraf vertelde ze dat ze blij was dat ze had meegedaan, dat het enorm plezant was. Hoed af voor zo’n ingesteldheid, en voor alle anderen die meegedaan hebben.

maandag 19 oktober 2009

Alweer een marathon

Na die van Brussel en Eindhoven waren we alweer present op nog eens een marathon. Dat wil zeggen dat er opnieuw iets meer dan tweeënveertig kilometer moest afgelegd worden. Gelukkig waren we met zes om die afstand onder elkaar te verdelen. Elk zeven kilometer. Wat is nu zeven kilometer? Een belachelijk eenvoudige opdracht. Ware het niet dat de marathon op een piste afgelegd moet worden. Honderdenvijf en een halve ronde. Dat wordt dan iets meer dan zeventien rondjes per loper. Elke ronde wordt zo snel als mogelijk afgelegd maar tegelijkertijd moet je je krachten goed doseren want vijf lopers later mag je terug een ronde afleggen. Dat klinkt al iets lastiger.

En toch hebben vier PDB-ploegen die opdracht met veel goesting uitgevoerd. Twee meisjesteams en twee jongensteams. Alhoewel voor twee lopers van één van die ploegen het woord “jongen” niet meer van toepassing is. “Oudje” is misschien een iets betere omschrijving. Maar, zo zeggen ze toch altijd, je bent zo jong als je je voelt. Alle vierentwintig atleten mochten het podium op. Als dat geen succes mag genoemd worden. En de tijden mochten er ook gerust zijn. Van 2 uur 1 minuut en 2 uur 13 minuten voor de jongens tot 2 uur 28 en 2 uur 35 minuten voor de meisjes. Geen wonder dat vele brede glimlachen de monden sierden. En de trainer, aan wie we dat allemaal te danken hebben, die ons op de hoogte hield van onze positie in de koers en waar nodig de tactiek aanpaste, hem heb ik ook zien genieten van de podiumceremonie. En dat evenveel plezier als op dat podium staan.

Van Aflossingsmarathon Schaarbeek


Van Aflossingsmarathon Schaarbeek

maandag 12 oktober 2009

42195 meter

Die arme Griekse soldaat die 2500 jaren geleden er zijn leven bij gelaten heeft, hij heeft wat teweeg gebracht. Iedereen die iets of wat aan het lopen is wil op zijn minst één keer in zijn leven die 42 kilometer gelopen hebben. Gisteren was het opnieuw van dat. In marathonstad Eindhoven gingen vele teamgenoten de uitdaging aan. Voor enkelen was het hun debuut, voor nog anderen was het hun tweede keer, er waren ook al wat meer ervaren “marathoniens”. Elk van hen is terug thuis gekomen met een verhaal. De emoties verschillen wel. Van euforie tot ontgoocheling en dat in verschillende gradaties.

Mijn madame. Haar marathondebuut, vorig jaar in hetzelfde Eindhoven, is geëindigd in een fiasco. Een menselijk drama, was het. Voor haar, voor haar kinderen, voor haar supporterende zussen, voor mij. Ik heb het al eerder verteld, zij is een harde tante. Ze wou een revanche. Dus stond ze gisteren opnieuw aan de start. Dat haar voorbereiding niet ideaal was, hebben jullie kunnen lezen in mijn eerdere verhaaltjes. Donderdagavond verraste me ze me door te zeggen dat de kans dat ze zal moeten opgeven groot is. “Meer dan 50 %”, zei ze. Ik kan u verzekeren dat ik niet happig was om een zelfde drama opnieuw mee te maken.

Dat ze de fout die ze vorig jaar gemaakt heeft niet zou herhalen, daar waren we met z’n allen gerust in. Perfect op schema zagen wij haar doorkomen aan de 14de kilometer. Iets voorbij halfweg hing ze nog altijd aan het groepje dat 4 uur 30 als doel had. Geen vuiltje aan de lucht. Vanaf de 23ste kilometer ben ik haar beginnen volgen. De kilometertijden bleven constant tot aan de 30ste kilometer de donkere wolken zich kwaad maakten en besloten hun overtollige water te lozen over de Eindhovense straten. Algauw klaagde ze dat ze het koud had. Ik gaf haar mijn trui. Het was geen zicht, zij met een veel te grote trui. Maar dat was nu niet zo belangrijk. Ik vreesde vooral dat de kou op haar benen zou slagen. Niet veel later begon ze daar inderdaad over te klagen. “We zijn nog niet thuis”, dacht ik. Ondertussen was de groep van 4 uur 30 uit ons zicht verdwenen. Het leek er op dat de geschiedenis zich zou herhalen. Toen ze bij een volgende drankpost begon te stappen zonk mijn moed in mijn natte schoenen. Gelukkig begon ze terug te lopen. Het regenen stopte en zij voelde de spieren warmer worden. We zijn aan de 38ste kilometer als opnieuw een regenvlaag de lopers teistert. Bij een drankpost stapt ze terug. Ik hoop dat ze spoedig zou lopen. Ze doet dat ook. Nu is het gewoon aftellen. De passsage in het centrum waar de enthousiaste massa rijen dik staat doet deugd. Even later bereikt ze de aankomstlijn.

Ik kan me maar twee momenten herinneren dat ik met tranen van intense vreugde mijn madame geknuffeld heb. Telkens was dat bij de geboorte van één van onze dochters. Gisteren gebeurde dat voor de derde keer. Wat een marathon met een mens kan doen.

zondag 4 oktober 2009

Verslag van een weekend in oktober

Zaterdag, 3 oktober
Dat is nu al de derde nacht op rij dat ik slecht geslapen heb. Om half elf lag ik er al in. Niet dat ik moe was. Gewoon omdat ik veronderstelde dat het zeker geen kwaad kon om vroeg tussen de lakens te kruipen. “2:00” las ik op de klok. Klaarwakker was ik. Toen wist ik al dat ik het eerste uur niet terug in slaap zou vallen. Hoe dat komt? Muizenissen, marathonmuizenissen in mijn hoofd.

De voorbij week kan in één woord samengevat worden: twijfel. Ben ik er wel klaar voor? Mijn vorige, en enige marathon, was een succes. Toen heb ik er veel meer voor gedaan. Vanaf de maand juni gebeurde niet alles, maar toch heel veel in functie van de marathon. Nu ben ik er pas in augustus aan begonnen. Ik heb dus een pak minder kilometers in mijn benen. Toen moest ik ook een zestal kilogram minder mee sleuren. Alsof dat nog niet genoeg is beginnen de mensen rondom mij te snotteren en te kuchen. Het is nu niet het moment om ziek te worden. Toen woensdagmiddag de energie uit mijn benen verdween en ik liters zweet uit al mijn poriën voelde vloeien, vreesde ik voor het ergste. Gelukkig was ik na een paar energierepen van die flauwte af.

En ik, die graag een constant tempo loop, hoe zal ik omgaan met de Brusselse hellingen? Ik heb daarnet nog eens gekeken naar het profiel van de omloop. Het lijkt wel een bergketen. Hoeveel keer ik deze week al gepiekerd heb over het tempo dat ik zal lopen? Het is niet meer bij te houden. Begin ik aan een tempo dat moet uitmonden in een tijd van 3 uur 30. Of ga ik voor 3 uur 20? Of toch maar 3 uur 15? Hak dan die knoop toch door! Ok, ik ga voor 3 uur 15. Ik kijk naar buiten en zie de wind inbeuken op de bomen. Het KMI noemt dat een “vrij krachtige wind”. Morgen voorspellen ze een “matige wind”. Dat is het verschil tussen vijf en vier beaufort. Van mij mag er nog een beaufort of twee af.

Morgen wekt de wekker mij om kwart voor zes. Hoewel ik denk dat het niet nodig zal zijn, ik zal toch al lang wakker liggen.

Zondag, 4 oktober
Inderdaad, de wekker zetten was niet nodig. Twintig minuten eerder dan ie me moest wekken open ik mijn ogen. Rustig ontbeten, om half zeven vertrokken, om zeven uur de wagen geparkeerd in de buurt van het Brouckèreplein. Dan de metro genomen richting Jubelpark. Mijn borstnummer afgehaald, chip tussen de veters gestopt en ondertussen nog enkele boterhammen met confituur in mijn mond gepropt. We zijn er klaar voor.

Ik zoek het vak op waar de ballonnen voor de 3 uur 15 verzamelen. Ik zie dat de tempomarkers voorzien zijn van een gps. Dat stelt me gerust. Zij weten hoe rap er gelopen wordt en weten precies hoeveel kilometers er gelopen wordt. Want met die kilometeraanduiding kan het soms wel eens fout lopen. Het startschot weerklinkt op de koude vlakte van het Jubelpark. Die pacemakers houden er direct een strak tempo op na. Ik laat een gat van een tiental meter vallen omdat het me wel heel snel leek. Twee kilometer later kan ik die mannen niet anders dan gelijk geven. Ze lopen het juiste tempo. Ik sluit me dan maar aan bij de groep. Liefst zes kilometer moeten we wachten op de eerste drankpost. Veel te lang. Het aannemen van de drank verloopt chaotisch. Veel te veel lopers op elkaar gepakt die allen een drankje willen. Ik besluit voor de tempomakers te lopen maar kijk wel af en toe om. Te groot mag mijn voorsprong niet worden want mijn kilometertijden vertellen me dat ik iets sneller loop dan voorzien.

Aan de 15de kilometer krijg ik een dipje. Komt het door de stilte? Ik hoor enkel het geluid van de schoenen die de grond raken. Wat een verschil met Eindhoven. Daar word je vooruit geblazen door het enthousiasme van de toeschouwers. Een kilometer verder staan de vrouw en kinderen langs het parcours en dat geeft me een mentale opkikker. Kilometer 18: links ligt de gevreesde Tervurenlaan. Die moet straks beklommen worden. Wij draaien eerst rechtsaf. We komen op het deel van de omloop dat ik niet ken. Ik zie een helling, en oneindig lange helling. Liefst twee kilometer duurt dat stuk. Ik zie dat die laan in twee gedeeld is, straks mogen we dat stuk bergaf lopen, troost ik me. Ik ben 24 kilometer bezig en heb terug een dipje. Het stukje banaan dat ik aangereikt krijg, komt net op tijd. Ik zie de trainer en zijn dame. Zij gaan me op de fiets vergezellen. Ik krijg opnieuw een mentale duw in de rug.

In mijn dertigste kilometer voel ik plots pijn in de linkerbil. Het soort pijn dat enorm goed lijkt op wat je voelt als je een verrekking oploopt. Verdomme, zijn mijn spieren niet bestand tegen het klimmen en dalen? Nu komt het op aan om uit te lopen, zeker niet opgeven. Ik kan niet anders dan het tempo te laten zakken. Ik kijk achterom, de ballonnen van 3u15 zie ik niet. Ik moet mijn voorsprong op hen vast houden tot de aankomst. Het lange dalende stuk tot aan de Tervurenlaan tracht ik het tempo op te krikken. Het lukt. Ik probeer nu zo veel mogelijk te profiteren van die lange afdaling.

En dan ligt hij voor mij, die Tervurenlaan. We zijn 36 kilometer ver. De voorlaatste helling van de dag. Ik kijk naar mijn uurwerk en zie dat ik het me kan veroorloven om die heuvel rustig te beklimmen. Vanaf dat moment wordt het een calvarietocht. Ik snak naar de Grote Markt, naar de finishlijn. Kilometer 39: ik ben terug in het Jubelpark. “Nog drie kilometer dalen tot de aankomst”, hoor ik de speaker zeggen. Hij is wel die enkele honderden meters in de Wetstraat vergeten die nu niet bepaald dalend kunnen genoemd worden. Waar blijft die Grote Markt? “Nooit meer in Brussel”, denk ik.
Mijn uurwerk stopt na 3 uur minuten, 12 minuten en 18 seconden. Ik ben leeg. Alle spieren in mijn benen beseffen dat het er op zit en beginnen heftig te protesteren. Ook die linkerbil laat weten dat hij die laatste 12 kilometer afgezien heeft. Half kreupel stap ik mijn wagen. Ik word gelukkig gereden.

Ondertussen ben ik efkens bekomen en blijkt de uitslag ook al on-line te zijn. Ik heb de beide wedstrijdhelften aan het zelfde tempo gelopen. Maar, ben halfweg als 217de doorgekomen en aan de aankomst als 150ste. Kortom, ik ben een vermoeide maar een tevreden man.

Mijn marathon zit er op. Volgende week volgt de volgende marathonafspraak. In het vlakke Eindhoven. Dan is het aan Lies, Johan, Mia, Hugo, Sven, Bert, Dirk, Marc, mijn madame en alle anderen die ik vergeten ben. Ik wens hen het allerbeste toe. Ik, samen met die andere duizenden supporters, wij zullen er voor zorgen dat het één groot feest voor hen wordt.