zondag 20 maart 2011

Verleden en heden

Ik werd deze week enkele keren naar het verleden gekatapulteerd. Begin deze week bevond ik mij in het jaar 1971. Ik zat aan de keukentafel. Mijn moeder was aardappelen aan het schillen. De ene na de andere schil viel op enkele vellen krantenpapier. De krant lezen zat er toen nog niet in. Ik moest nog zes worden, vrij van zorgen, één grote brok onwetendheid. Toch kon ik mijn ogen van die krantenpagina’s niet afwenden. Die foto’s die ik toen zag, kan ik me vandaag nog voor de geest halen, ze zijn onuitwisbaar in mijn geheugen opgeslagen. Ik zag een wielrenner op het asfalt liggen. Niet zo maar een wielrenner, hij had de regenboogtrui om. Een bloedstraal zocht zijn weg uit zijn mond. Ik herinner me een Citroen DS, een Mercedes. Die wielrenner heette Jean-Pierre Monseré.

Gisteren zweefde ik door verschillende decennia muziekgeschiedenis. Mijn buurman werd, net als ik, door het goede weer zijn tuin in gelokt. Muziek verlicht de arbeid, moet hij gedacht hebben want hij had er zijn radio bij gehaald. Bonnie Tyler had over haar hartzeer, volgens The Beach Boys kan alleen God het weten, Olivia Newton John smeekte om dat beetje meer liefde en Michael Jackson had het over zijn Billie Jean. Onze landgenoten The Machines vroegen om niet zo wreed te zijn. En inderdaad, op deze zonnige zaterdagmiddag was dit muzikale overzicht welgekomen.

Terug naar het heden. Foto’s in de kranten zijn niet langer zwart-wit. Naast kranten, radio en televisie is het internet een belangrijke vorm van informatievergaring geworden. Gsm en opnieuw internet hebben voor nieuwe communicatiemogelijkheden gezorgd.

Die laatste twee technologieën hebben de grote massa enorm veel zeggenschap gegeven. De sms’ende menigte beslist wie de beste kok is, wie het best kan dansen, wie ons nieuwe idool wordt. Menig leider met dictatoriale neigingen wordt het vuur aan de schenen gelegd in blogs, door facebookgroepen en tweets. Op forums geven voetbalsupporters hun mening over de trainer, over hun bestuur en welke spelers zij zouden opstellen. Op websites van kranten wordt druk gediscussieerd over de politieke impasse in ons land. Ieder kan zijn mening kwijt, elk doet dat op zijn eigen manier, heeft zijn eigen stijl. Oneindig interessant, als je het mij vraagt.

zondag 6 maart 2011

De korte pijn

“Ik ga mij doodlopen”. Dat is wat ik mijn trainer antwoordde toen hij peilde naar mijn ambities. Ik kon vandaag kiezen tussen drie kilometer of negen kilometer. Een snelle dood of een lange lijdensweg. Ik koos dus voor het eerste. Een korte cross loop ik normaal gezien maar één keer op een jaar, tijdens de hoogmis van het veldloopseizoen, het Belgische kampioenschap. Vandaag, één week voor de nationale titelstrijd, kreeg ik de kans al wat te proefdraaien. Een korte cross lopen is eigenlijk heel eenvoudig. Je start, je loopt zo hard je kunt, je komt aan. Je zorgen maken over hoe je best je krachten doseert is niet nodig. Daar heb je de tijd niet voor. En wat is er beter, als je je opgefokt voelt, dan een korte cross te lopen? Niets. Het is het ultieme geneesmiddel om de opgestapelde energie, de lava in het lijf te laten uitbarsten.

Dat er niet van start tot finish gevlamd zou kunnen worden was op voorhand al geweten. Daar leent de omloop in het Opwijkse Hof ten Hemelrijk zich niet voor. Neen, de parcoursbouwer heeft overduidelijk een gulle sponsor in plastieken linten. Bestaat er een wereldrecord voor het meeste aantal bochten op een kleine oppervlakte? Nog niet? Bij dezen is de wereldrecordhouder gekend. Ach, die bochten vielen nog mee. Bij het uitkomen van de draai terug optrekken, vol op het gaspedaal, de adrenaline laten werken. Wat ik niet verwacht had was de sompige ondergrond. Niet dat er zo veel stroken waren die er onder te lijden hadden. Maar elke lopende meter modder was er toch eentje te veel. Het slijk was voor mij nog een grotere tempobreker dan de vele bochten.

Diep in de eerste van de twee ronden die moesten gelopen worden, zag ik niet zo gek veel voor mij enkele concurrenten lopen die ik dit jaar nog niet van dichtbij gezien had. Goed bezig, dacht ik. Helaas, niet veel later zag ik ze het hazenpad kiezen. Ik had de indruk dat ik van de lopers achter mij niet veel meer hoefde te vrezen. Voor mij liep nog een withemd, op de rug bekeken leek het mij nog een erg jonge atleet, die me te pakken leek. Dat was ook de supporters niet ontgaan. Hun aanmoedigingen brachten mij op en over de jongeman, net voor dat stuk in de omloop met de vele bochten. Maar de jonge snaak begaf niet. Hij vond zijn tweede adem en nam terug over. Ik was in die lussen tureluut gedraaid en moest zelf aan de supporters vragen of die bocht die ik net genomen had de allerlaatste was. Dat bleek zo te zijn, de sprint kon ingezet worden. Maar de youngster was te rap voor mij. Na de aankomst hebben we de handen geschud. Het orgelpunt van een sportieve strijd. Google heeft me vanavond geleerd dat die man eenentwintig jaar is en vorige zomer een vierhonderd in minder dan een minuut gelopen heeft. Over een achthonderd heeft hij twee minuten tien seconden gedaan. Ik wil direct tekenen voor zulke tijden.