maandag 28 september 2009

Nog even geduld

Die laatste loodjes, die zware, we hebben ze gehad. De trainingen die nu nog moeten afwerkt worden lijken peanuts in vergelijking met wat er de voorbije weken gelopen moest worden. De riem mag er dus af. Hoog tijd voor een feestje. En met zulke zomerse temperaturen mag het vuur op de barbecue aangestoken worden. Lekker eten, glaasje wijn erbij. Kortom, genieten.

Geen dessert voor mij. Past niet in het voedingsschema. Neen, die kers op de taart, daar zal ik zelf moeten voor zorgen. Want uiteindelijk hebben die honderden trainingsuren niet gediend om in het zonnetje te genieten van een gezellige zondagmiddag. Die 42 kilometer op een deftige manier lopen, daar heeft die trainingsarbeid voor gediend.

Nog zes dagen. In afwachting vul ik de voedselreserves aan (rijstpap, energierepen, granen met rode vruchten) en breek ik de vetten af (geen Duvel meer). Of het voldoende zal geweest zijn weet ik volgende zondagmiddag. Welke emoties zullen dan overheersen? Geluk of teleurstelling? Nog een weekje geduld en dan weten we het.

zondag 20 september 2009

Drie mannen, drie uren op pad

Moet je minstens één keer drie uur gelopen hebben in je voorbereiding voor een marathon? Sommigen zeggen van niet, anderen van wel. Een korte steekproef op het internet leert me dat de meesten een duurloop van iets meer dan dertig kilometer in hun trainingschema voorzien. Of het echt nodig is weet ik niet maar je vertrouwen groeit wel als je, zonder te veel averij opgelopen te hebben, die drie uur vol gemaakt hebt.

Zo kwam het dat een trio, zaterdagochtend om acht uur dertig, er aan begon. Het was nog vroeg maar het weer was schitterend, het gezelschap fantastisch. De tocht bracht ons langs het landelijke Londerzeel en omstreken. Veldwegen werden afgewisseld door met asfalt verharde banen. Snel werd duidelijk dat dit geen ochtendwandeling zou worden. Grappen maken, liedjes zingen, het is er niet van gekomen. Kwam het omdat we amper twaalf uur eerder onze vrijdagavondtraining hadden afgewerkt? Die duurde anderhalf uur waarvan er veertig minuten aan een pittig tempo gelopen werd. Feit is dat de benen protesteerden. Onze tocht werd gekenmerkt door lange stiltes. Elk van ons was strijd aan het leveren tegen zich zelf. Ik verbood mezelf om naar mijn uurwerk te kijken (om toch maar vast te stellen dat er amper drie minuten verstreken waren tegenover de vorige keer dat ik gekeken had). Het enige dat ik me gebood was lopen, lopen en nog eens lopen. Ik trachtte me te focussen, terug in een cadans te geraken. Wonderwel lukte me dat maar wat was ik blij dat die drie uur om waren. Turend naar visjes in een vijver en een Bock-pilsje in de hand, heb ik een half uur nodig gehad om te bekomen.

Voor diegenen waarvan de voorbereiding niet helemaal verloopt zoals voorzien (en ik reken mijn madame tot die categorie) is de kans reëel dat de mythische 42 kilometer zonder een lange duurloop in de benen, afgewerkt moet worden. Waar het voor hen op aankomt, is hopen dat de pijnen verdwijnen. De conditie wordt onderhouden maar meer ook niet. En als het even kan, als die lichamelijke ongemakken onder controle kunnen gehouden worden, zal er toch begonnen worden aan een loopje van op zijn minst tweeënhalf uur. Die lopers, gek zijn ze niet, maar veel scheelt het niet.

maandag 14 september 2009

Een lach en een traan

Drie maanden geleden schreef ik over de marathonplannen van mijn madame en mezelf. Mij resten er nog twintig dagen, mijn madame en een tiental andere moedigen krijgen zeven extra dagen respijt. De spanning stijgt, de zenuwen staan gespannen en de grote vraag die zich stelt: gaan we met de nodige kilometers in de benen aan de start staan?

Ik had totaal geen plannen om een marathon te lopen. Hoegenaamd niet. Ik wou me nog eens toeleggen op de piste, zien hoe snel ik nog zou kunnen lopen. Het voorjaar heeft me helaas geleerd dat mijn lichaam voor dat soort trainingen past. Liever lang maar traag, dan kort en snel. Dat werd mijn motto. Voorzichtig in juni gestart, al iets meer gedaan in juli. Maar bijlange niet genoeg om te kunnen spreken van trainingen die in functie staan van een marathon. Dan toch tijdens de maand augustus de knop omgedraaid en er volop voor gegaan. En ondertussen zijn we half september. Of ik er helemaal klaar voor ben durf ik nog niet te beweren. Maar als ik iets terug gevonden heb, dan is het ontegensprekelijk de vreugde van het kunnen, van het mogen lopen. Dat ik mijn trainingen afwerk aan een tempo dat één kilometer per uur trager ligt dan wat ik vroeger deed, het stoort me niet. Alhoewel, vorige week heb ik een training afgewerkt met de jeugd. Zij gaan een stuk sneller dan ik, eigenlijk veel te snel voor mij. Maar het voelde goed aan, dat iets snellere tempo. Het deed me terug dromen, ik zag me volgende zomer terug op de piste verschijnen. Momenteel voel ik me dus goed, het lichaam spartelt niet tegen. Ik heb nog één zware week af te werken en dan volgt de periode van relatieve rust.

Helaas, driewerf helaas. Niet iedereen van de marathonmannen en –vrouwen voelen zich goed. Zij vragen zich af of het wel zal lukken om die 42 kilometer af te leggen. Diegenen die de trainingen hebben kunnen afwerken maar schrik hebben van de afstand zullen er wel geraken. Ze moeten er enkel voor zorgen dat ze niet te snel starten. Erger is het voor zij die, al enkele maanden met weinig anders bezig geweest zijn dan die marathon, nu geconfronteerd worden met lichamelijke ongemakken. Voor hen komt het er op aan in eerste instantie de start te halen.

Mijn madame hoort jammer genoeg bij die laatste categorie. Het kraakbeen in de heup wordt niet in dezelfde mate aangemaakt als het afgebroken wordt. Pijnlijk. Niet alleen fysiek maar ook mentaal. De trainingsarbeid wordt beperkt tot het absolute minimum. Zodra de pijn weer opduikt is het marathonverhaal gedaan nog voor het begonnen is. Maar dat scenario staat niet in haar draaiboek. Het is een harde tante, mijn madame.

zondag 6 september 2009

Supporters, ze bestaan in alle soorten.

In een tijdschrift lees ik over wat iemand, die vertoeft in de Brusselse beau monde, in zijn vrije tijd zoal doet. Hij vertelt over het mondaine volk dat hij ontmoet in de tennisclubs waarvan hij lid is, La Rasante en Royal Orée, elitair klinkende namen. Maar af en toe is die luxe hem teveel en moet hij afdalen naar een, zoals hij het zelf beschrijft, “primair” niveau. Hij vindt dat in het Constant Vandstock Stadion. Terwijl hij Anderlecht aanmoedigt moet hij zich niets aantrekken van wat hij aan heeft, hoe hij zich gedraagt en wat hij zegt. Ik schrok toen ik dat las. Is de gemiddelde voetbalsupporter dan toch een pinten drinkende boer die amper iets van voetbal kent, continu “vuile zwette” roept en oerwoudgeluiden imiteert? Ik kan het amper geloven. Dat soort maakt wel het meeste lawaai maar ik hoop dat de stilzwijgende, voetbalminnende menigte in de meerderheid is.

Waarom die massa naar de voetbalstadia trekt blijft me een raadsel. Dat ons niveau niet veel voorstelt is gisteren in Spanje gebleken. Een blamage. Een stelletje omhoog gevallen individuen zijn het, die veel te veel geld verdienen in vergelijking met wat ze kunnen. Ze zouden een voorbeeld moeten zijn voor de jeugd. Toen ik de heren Defour en Sarr de overtreding van Witsel hoorde verdedigen (en ik vermijd het woord goedkeuren) dan kon ik maar één conclusie maken: deze mensen zijn niet van deze wereld.

Dat Het Koning Boudewijnstadion volloopt voor de Memorial Van Damme verwondert me niet. Vele tienduizenden die vóór atleten supporteren. De adoratie die uit de tribunes naar de piste vloeit geeft de lopers, springers en werpers een opstoot aan wilskracht waardoor zij prestaties leveren die de toeschouwers in extase brengen. Het is een continue uitwisseling van emoties en energie, die Memorial.

Het enige moment dat de Memorialbezoeker zijn kritische stem laat horen is wanneer de politiekers de medailles mogen uitdelen. Vorig jaar kreeg Bert Anciaux het hele stadion over zich heen. Stel u voor, een minister van sport die uitgejouwd wordt op de grootste sportmanifestatie in ons land. Of Laurette Onkelinckx, Joelle Milquet en Didier Reynders vorige vrijdag veel plezier hebben beleefd aan hun acte de présence durf ik te betwijfelen, zo luid was het awoert-geroep. ’t Zijn rare jongens die Belgen. Zo raar dat de gebroeders Wauters er een lied over geschreven hebben.