maandag 21 december 2009

Ongeletterd

Ik durf hier al wel eens iets neer te schrijven. En ondertussen weet ik dat, in die anderhalve zin die ik nu ingetypt heb, er onnoemelijk veel fouten kunnen staan. Dat is de conclusie van mijn groot dictee der Nederlandse taal.

Mijn zwakke punt blijkt het aaneenschrijven van woorden te zijn. Vooral wanneer dat dan wel en soms ook niet moet. Of het ten slotte dan wel tenslotte moet zijn, daar kan de spellchecker van mijn tekstverwerker mij nog niet bij helpen, want beide kunnen. Het hangt van de context af. Soms is dat dictee een voor-de-gek-houderij, al die valstrikken met die koppeltekens, die woorden die uit het Engels of Frans afkomstig zijn. Het werd op den duur gênant. En dat ze in Holland spreken over Bommelskonten maar dat ik dat ken als Bommerskonte maakt het er niet makkelijker op.

De leerkracht Nederlands die ik tijdens mijn laatste jaren op de middelbare school gehad heb, kan het veel beter dan ik. Dat mag ik toch veronderstellen want hij zat in de jury. Hij had me toen maar wat meer van onze taal bijgebracht. Ik hoop alvast dat de kerstman het Groene Boekje voor me onder de kerstboom komt leggen.

Hoeveel fouten ik had? Meer dan het gemiddelde en iets minder dan mijn leeftijd.

maandag 14 december 2009

“Godmiljaar, ik haat crossen”

Vorige week op een weiland, gisteren op een renbaan. De biotoop van de crosser kan blijkbaar vergeleken worden met die van koeien en paarden. Niet dat het me stoort, integendeel. Het is een harde soort, die crossers. Gekleed in een korte broek, met ontblote armen, de longen die vol koude lucht gevuld worden. Amper enkele graden boven het vriespunt. Die eerste kou, dat is toch altijd een beetje wennen.

Mijn tactiek was niet dezelfde als vorige week. Deze keer wou ik niet teveel krachten verspillen in het wedstrijdbegin. Ik wou “groeien” tijdens de koers. Halverwege de eerste ronde lag ik niet zo ver achter Dirk en Erik. Dat was bemoedigend. Maar toen gebeurde er iets raar. Een man van Roba stoof me voorbij en ging net voor mij in het groepje zijn plaats zoeken. Het was alsof die man mij wou laten weten: “Hela, hier ben ik”. “Mmm”, dacht ik, even testen. Ik demarreerde, een tiental meter volstond om enkele concurrenten voor bij te steken. Maar het duurde niet lang of wie was daar? Inderdaad, de Roba-man nestelde zich terug voor mij. We naderden het einde van de eerste ronde toen ik terug versnelde. Er was geen houden aan, hij was daar terug. En ik ging mij de eerste ronde koest houden. Mijn plannetje lag al na één ronde in duigen. De man van Roba zag ik een voorsprong nemen van een goede tien meter.

De tweede ronde was net zoals vorige week de ronde waar ik bijgehaald werd. Veel moeite deed ik niet om ze te volgen. Tot op het einde van de tweede ronde iemand van de Looise atletiekvereniging mij voorbij ging. Ik haakte mijn wagen vast aan de zijne. Het bleek de ideale gangmaker. Hij bracht ons dichter bij een groepje voor ons. Maar de bochten begonnen me opnieuw parten te spelen. Na elke draai moest ik een paar meter laten, en die moest ik telkens weer goed maken. Tel maar uit, vijf scherpe bochten, drie haakse bochten. Per ronde wel te verstaan. Mijn humeur kon je vergelijken met dat van kabouter Wesley. Nors, kwaad was ik. Ik heb eens goed gevloekt toen ik opnieuw een slechte bocht nam. Gelukkig waren er de aanmoedigingen van de supporters die het leed wat milderden.

De man van Looise had ik ondertussen moeten laten gaan. Maar die man van de organiserende atletiekclub die me op het einde van de koers passeerde werkte als een rode lap op een stier. In die mate zelfs dat ik in een lange sprint nog enkele mannen ingehaald heb, ook die man van Looise. Helaas niet die man van Roba die me in het begin gejend heeft. Hij was gewoonweg beter dan mij.

Tussen de verschillende koersen door werden we op de hoogte gehouden van de prestaties van de crossers op het EK in Dublin. Onze jonge landgenoten hebben het daar voortreffelijk gedaan. Thuisgekomen viel ik bijna van mijn stoel toen ik las dat onze zwemmers, op hun EK, verstek gaven voor de finale. Wie reist er naar Turkije, zwemt er de reeksen, plaatst zich voor de finale maar geeft hiervoor forfait? Onze zwemmers. Die ene koers paste niet in de planning. Of zou de pakkans te groot geweest zijn?

maandag 7 december 2009

Strijkijzers en koeienvlaaien

Sinds burgraaf Philippe de Spoelberch zijn botanische tuinen niet meer ter beschikking stelt van de lokale atletiekverenging om er hun jaarlijkse veldloop te organiseren, moet er uitgeweken worden naar een stuk weiland. Nu al voor het tweede jaar moeten Wespelaarse koeien hun stal in en worden er palen geheid en met linten omgord tot ze een omloop vormen. Wat een verschil, wat een aanpassing. Vroeger werd er gelopen rondom vijvers en standbeelden, nu rondom koeienvlaaien.

Het mag dan wel een heel primitieve manier van crossen zijn, dat wil niet zeggen dat het een makkelijke omloop was. Een brede lange start werd opgevolgd door vele scherpe bochten, een constant draaien en keren. Enkel de laatste honderden meters van de omloop waren bochtenarm, de wind in de rug hielp ons in die strook vooruit. De overvloedige regenval van de laatste dagen had gelukkig niet voor modder gezorgd.

Ik had een plannetje: snel starten, in de slipstream van Dirk geraken, om daarna te zien hoe lang ik het zou uithouden. Zo geschiedde ook, bij de eerste bocht zat ik vlak achter Dirk. Drie bochten later moest ik enkele meters laten. Geen probleem, ik demarreer, passeer ongeveer zeven man en zet mij terug in het spoor van Dirk. Enkele bochten later, terug van ’t zelfde. Door te versnellen hoop ik mijn kloof met Dirk tot een minimum te herleiden. “Mijn concurrenten heb ik ondertussen op een achterstand geplaatst”, dat was wat ik dacht. Vergeet het. “Komaan Jos, komaan Geert, komaan Chris”, riepen de supporters. Twee clubmakkers in mijn spoor dus. Eén van hen broer Chris die voor het eerst in drie jaar nog eens zijn spikes aangedaan had. Dat zag er niet goed uit. Temeer ik na die eerste ronde mijn motor had opgeblazen. Dirk was niet meer te bespeuren. De koers in de koers tussen Geert, Chris en mezelf kon beginnen.

Van de tweede ronde herinner ik me vooral dat de ene na de andere mij passeerde. Telkens trachtte ik in te pikken maar evenveel keer stelde ik vast dat het niet ging. De supporters hoorde ik “Komaan Jos, komaan Geert” roepen. Op de “Komaan Chris” moest ik wachten. Wanneer zou Geert me passeren? Ik zette me opzij, maar Geert kwam niet. Nog niet.

Tijdens de derde ronde ging Geert me voorbij. Nu moest ik wel volgen, buigen maar niet barsten. Ik voelde Chris ook uit de achtergrond dichterbij komen. Op het einde van de derde liep ik net achter Geert, ik keek achterom en zag Chris op amper enkele meters. “Hij mag niet aansluiten”, ging door mijn hoofd. De bel luidde en ik ging Geert voorbij. Ik probeerde mijn snelheid de hoogte in te krijgen, die vele bochten zonder kleerscheuren te nemen. Ik en bochten, het zal nooit een ideale combinatie worden. Ik prentte me in dat die laatste, vlotlopende strook ideaal zou zijn om een grotere kloof te slaan. Dat lukte. Telkens weer verrast het mij dat, hoe vermoeid ik ook ben, die laatste meters “iets” me terug een overdosis energie geeft.

Waar het vorige week echt vlot ging was het gisteren vooral afzien. Vorige week op één minuut van Dirk geëindigd, gisteren op anderhalve minuut. Had clubgenoot Eddy net zoals vorige week bij de “jonge” masters gelopen, hij en ik zouden samen over de aankomststreep gelopen hebben. Vorige week was ik hem voor. Ik heb een atleet van de lokale club moeten voorgaan en dat is hem nog niet teveel keren gelukt. Dan toch te zot gedaan in de eerste ronde? Dat ik geen bochten kan nemen is al lang geen geheim meer. En dat ik sprint zoals een strijkijzer is sinds gisteren ook geweten. Maar ik blijf proberen. Volgende zondag, in Booischot. Ik zal er lopen als een renpaard.

zondag 29 november 2009

De Sparta cross in het domein Drie Fonteinen

De spieren willen opnieuw meewerken. Dus kunnen we ze terug aan het werk zetten. Ik heb jullie al verteld over onze tocht in het Zoniënwoud, of hoe een duurloop uiteindelijk uitmondde in een stevig vaartspel. Een plezante manier om pittig te trainen. Afgelopen dinsdag, dat was andere koek. Ook pittig, zeg maar heel pittig. Trappen oplopen. Vele trappen oplopen. Niet echt mijn ding want ik was de traagste van allemaal. Maar ieder van ons had iets gemeenschappelijk: dikke, trillende benen. Amper vierentwintig uur later moesten er achthonderden gelopen worden. En dat ging verwonderlijk goed. Voor de moraal was dit, in het vooruitzicht van de cross op zaterdag, een goede trainingsweek.

Zaterdagvoormiddag, de regen viel bij bakken uit de lucht, de wind waaide wervelend. Geen prettig vooruitzicht maar als bij wonder begon het net voor de middag op te klaren. Het bleken achteraf gezien, ideale omstandigheden om aan veldlopen te doen. Natuurlijk lag de omloop er modderig bij. Maar al bij al viel dat enorm mee. En bovendien, het gaat hier om crossen, ploeteren is hier niet verboden.

Het startschot stuurde ons enkele honderden meters een helling op. Mijn gedachten waren toen bij Johan die, een maand na zijn geslaagd marathonavontuur, alweer een nieuwe uitdaging aanging. Hoe zou hij die eerste crossmeters ervaren? Maar algauw werd ik tot de orde van de dag geroepen. Na de hellende start werden we een bosje ingestuurd en werd ik gepasseerd door Londerzeelse Hans. Die man was ik in Kortenberg voorafgegaan, dus ik moest hem volgen. Even later zag ik clubgenoot Eddy langskomen. Hier ook had ik geen keus, ik moest maken dat ik mee was. Het tempo dat me opgelegd werd vond ik vrij hoog liggen. Hoe lang zou het duren eer ik zou barsten? Een ronde later plaatste clubgenoot Guy een versnelling waarop ik niet anders kon dan reageren. Ondertussen werd ik gewaar dat ik geen moeite had om dat tempo aan te houden. Een versnelling bracht me in het zog van een pelotonnetje. Dat had de trainer ook gezien. Hij riep me toe dat ik nog vele plaatsen kon opschuiven. In de volgende ronde kon ik Kapellse clubmakkers Marc en Danny inhalen. Met nog één ronde te gaan zag ik teamgenoot Eric voor mij. Ook dat was de trainer niet ontgaan en hij maande me aan te versnellen. Iets wat ik deed, maar het bracht me niet dichter bij Eric. Hij zal wel in die laatste ronde het volle pond gegeven hebben. Ik daarentegen, merkte dat ik niet meer de kracht had om na een scherpe bocht te versnellen. Ik begon ook luidop te ademhalen, te kreunen, iets wat ik anders nooit doe. Gelukkig was de aankomst vlakbij.

Dit smaakt naar meer. Niet alleen bij mij maar ook bij Johan. Allebei hopen we enkele plaatsjes op te schuiven in de uitslag. Komende zondag hoop ik in de eerste helft van het pak te zitten want dat is me zaterdag alweer net niet gelukt. Het enige minpuntje van een voor de rest geslaagde cross.

dinsdag 24 november 2009

Lopen in de Brusselse groene long

Heel lang geleden ben ik een welp geweest. Een welp in Evere dan nog wel. Af en toe gingen wij ravotten in het Zoniënwoud. Ik herinner me dat we niets anders deden dan in diepe ravijnen te dalen. Ik ga jullie iets bekennen. Ik deed dat niet graag. Beneden geraken was al een hele opdracht voor mij. Ik was zo een angsthaas, niet te geloven. Maar mijn knieën gingen pas echt aan het knikken en beven toen we het ravijn terug moesten uit klimmen. Ik had schrik dat ik er nooit uit zou geraken.

Zondagvoormiddag ben ik nog eens in dat woud geweest. Mijn welpenpsychose ben ik na dertig jaar kwijtgeraakt. Ik verwachtte ook niet op handen en voeten uit ravijnen te moeten klauteren. Neen, ik was er naar toe getrokken om er een duurloop te doen. Ik was er niet alleen. Een bont gezelschap, jong en minder jong, was present. Onder hen vier mannen die nog nagenieten van de conditie die ze verzameld hebben dankzij hun marathon van een goede maand geleden. Dat dit vuurwerk zou opleveren, dat kon je zó voorspellen.

Het was de trainer die het vuur aan de lont stak door ons enkele versnellingen te laten doen. Je kon zo aanvoelen dat de ene de andere aan het testen was. Diegene die de kop nam werd onmiddellijk bijgehaald. Niet veel later moest de trainer ons niet meer aanporren om nog een versnelling te doen. Er volgde een spervuur van aanvallen. Dan op een stuk bergop. Even later, na een hergroepering, op een dalend gedeelte. En hopla, weer een aanval. Wie gaat nu het gat dichtlopen?

Anderhalf uur heeft onze tocht geduurd. Het werd een echte crosstraining. Een deugddoende training. Ik hield er in elk geval een goed gevoel aan over.

zondag 22 november 2009

Samenvatting van deze zondag

Met Bert door het slijk
Met Dirk heuvel op en af
Patrick wijst de weg

Modder afspoelen
Frietjes, kip en champignons
Ijsje als dessert

Wind wiegt de bomen
Druppels landen op vensters
Ben blij thuis te zijn

donderdag 19 november 2009

Midlifecrisis

Was er maar meer tijd
Om te doen wat ik graag doe
Ik zou niet dralen

woensdag 18 november 2009

Bijlange geen Kortenberg

De kop is er af. De eerste cross is gelopen. En niet zo maar een cross. Het was er één in het rijtje van de “gevreesde” omlopen. Wat kan een cross zwaar maken? Modder, zand, scherpe bochten, hellingen. Welke crossen in dat profiel passen? Lennik, zeker en vast. Bertem ook, maar daar zijn ze er mee gestopt. Het BK voor Masters in Grobbendonk, eerder dit jaar, dat was ook niet van de poes. En die ene keer dat ik in Brussel gelopen heb, die ben ik ook nog niet vergeten. Kortenberg hoort ook in dat rijtje thuis. En in Kortenberg is mijn crossseizoen begonnen.

In Kortenberg moeten ze gedacht hebben: “Weet ge nog toen er tot helemaal boven moest gelopen worden? Dat waren nog eens tijden, hé”. En zo werden we totaal onverwacht, op de website van de organiserende club werd nog de oude omloop getoond, geconfronteerd met een extra helling. Twee hellingen dus. Per ronde wel te verstaan. Eén lange en één korte maar een o zo nijdige. De lange afdaling was zo steil dat mijn benen amper konden volgen.

Dat zou ook te maken kunnen hebben met mijn weerspannige spieren. De verrekking die ik in mijn linkerbil had opgelopen tijdens mijn marathon was nog maar net genezen of ik voelde een druk in rechter hamstrings. Er zit daar een mysterieuze plek die zijn moment afwacht om te veranderen in een verrekking of misschien zelf een scheur. Welke van de twee het wordt hangt af van de intensiteit van de inspanning.

De versnellingen vóór de cross heb ik voorzichtig afgewerkt. Het leek alsof ik op de tippen van mijn tenen liep om toch maar niet die spieren wakker te maken en ze te doen besluiten alle medewerking te stoppen. Om dezelfde reden ben ik heel voorzichtig gestart. Elke keer dat ik de rechtervoet op de grond zette vreesde ik een pijnscheut te voelen. Die kwam er niet.

Al bij al mag ik niet ontevreden zijn. Ik hoop alleen dat ik de uithouding die ik dankzij mijn marathonavontuur heb opgebouwd ten volle kan uitbuiten in een cross. Misschien al binnen anderhalve week in Vilvoorde en zijn Drie Fonteinen. Ook een niet te onderschatten omloop.

dinsdag 10 november 2009

Miss Communicatie

Wat heb ik me geërgerd aan de informatie die ik via alle mogelijke kanalen voorgeschoteld kreeg. Vooral dan aan de tegenstrijdige informatie.

Zijn die whereabouts wel makkelijk in te vullen of niet? Is die procedure bij het TAS duur of niet? Zijn de straffen van Yanina en Xavier wel opschortend of niet? Hebben de spelers van Standard wel een prik tegen de Mexicaanse griep gekregen of niet? Werd er wel beslist om de spelers van clubs die Europees spelen te laten inenten of niet? Het is een welles-nietes spel tussen de specialisten ter zake. De ene verwijt de andere onzin te verkopen. En ik, onnozelaar die dat allemaal leest in de hoop een eigen mening te vormen, moet dat allemaal slikken.

En wat interesseert mij dat Veerle Dejaeghere huwelijksproblemen heeft, op hotel heeft moeten slapen maar nu bij haar zus ingetrokken is. Geen fluit. Maar ik krijg het wel te lezen in het wedstrijdverslag over de cross in Mol afgelopen zondag, willen of niet.

Ik lees op de website van mijn club dat er twee leden bijgekomen zijn. Ik zou beschaamd zijn om daar mee naar buiten te komen. Amper twee nieuwe leden. Of bedoelen ze het aantal nieuwe leden dat geen lidgeld hoeft te betalen?

Wat een toestanden allemaal. Ze kunnen allemaal de pot op. Omdat de kwaliteitsmedia mij toch niet slimmer maken lees ik voortaan de boekskes. Lichte lectuur waarvan je op voorhand weet dat de inhoud niet belangrijk is, dat je die niet hoeft te onthouden. Ik hoef er mij dan ook niet meer druk over te maken. Misschien lees ik dan wel dat het tussen Veerle en haar man terug koek en ei is.

woensdag 4 november 2009

Bollocks Being Boiled in Metropolis

Optredens van artiesten wier carrière al lang achter hun ligt, ik heb er een beetje schrik van. Schrik om de door hun zware leven geteisterde lijven te zien, die met veel moeite op een podium voortgesleept worden. Schrik omdat hun enige motivatie het scheppen van poen zou kunnen zijn. Maar toch ook schrik van hun fans. Zij houden nog altijd van die muziek, daar bestaat geen twijfel over. Maar willen ze hun enthousiasme nog tonen? Zijn ze nog bereid om mee te zingen, te springen, hun armen in de lucht te gooien? Of volstaat het voor hen een zitje op een tribune, pintje in de hand en een goedkeurend, rustig applausje na elk nummer?

Daarom heb ik na veel twijfelen dan toch geen kaartje gekocht voor Fleetwood Mac. Hun passage in het Antwerpse Sportpaleis heb ik dus gemist. En dat heb ik me achteraf beklaagd. Want Mick Fleetwood en zijn gevolg hadden er zin in, ongelofelijk veel zin in zelfs. Ik heb alleen maar lovende recensies gelezen.

Een verzameling oude gloriën New Wavers gaan bekijken en beluisteren, dat leek me wel wat. De muziekstijl mag dan wel als “donker” omschreven worden, de beats overgoten met een saus elektronica hadden toch veel “ziel”. En het ging niet alleen maar om de muziek, ook hoe je er uit zag. Dat werd vlug duidelijk toen we de parking van de Ethias-arena naderden. Een massa getooid in zwarte kleding trok in grote drommen naar Sinnersday.

Dat er wel eens veel volk zou kunnen opdagen daar hadden de organisatoren duidelijk niet op gerekend. Lange rijen aan de eetstanden waren het gevolg. Gelukkig verliep de bediening aan de drankstanden wel vlot. Hilarisch waren de toestanden in de toiletten. Stel u voor, dertig urinoirs waar evenveel mannen hun blaas ledigen. Achter elk urinoir, netjes in de rij, nog eens drie à vier mannen die hun beurt aan het afwachten zijn. Dat bracht enkele leuke oneliners op. “Ik heb nummerke 25 . Heeft iedereen zijn nummerke gepakt?”, “mannen, uw tijd is op”, “verdomme, ik sta hier al tien minuten aan te schuiven en als ’t dan uiteindelijk aan mij kan ik niet meer pissen”.

De muziek dan. De mannen van de Bollock Brothers moeten veel in ons land vertoefd hebben. De zanger vertelde over hun passage op het Seaside festival in De Panne. Ik zag toen nog te groen achter mijn oren om naar dat festival te gaan, begin jaren tachtig moet dat geweest zijn. Ik kende het wel van radio en tv. Het was de verzamelplaats voor alle zwartjassen. De Bollock Brothers schuwden de interactie met hun publiek niet. Sympathiek was de hommage die ze brachten aan Patrick Nebel van wie ze zijn “Beats of Love” speelden. Kortom het was een gezellig uurtje. Bij Anne Clark en Gary Numan was het vooral wachten op hun grote hits. Ze spaarden ze op tot op het einde van hun set. Ik vroeg me bij Gary Numan wel bij momenten af hij zong of mee lipte. De mensen van The Human League daarentegen hebben heel wat bekende nummers in hun repertoire. Ze werden dan ook nog goed gebracht en de heupwiegende zangeressen zorgden er voor dat er op het podium ook wat te beleven viel. Afsluiten werd er gedaan met de loeiharde beats van Front 242. Zij traden ooit op in tent in Machelen, 1984 vermoed ik. Het was mijn eerste concert. Samen met mij zijn die mannen dus vijfentwintig jaar ouder geworden. Maar nog altijd “alive and kicking”.

Tiens, dat is misschien een tip voor de volgende Sinnersday. Simple Minds die nummers brengen uit hun beginperiode. “Love Song”, “I Travel”, “The American”, laat maar komen.

maandag 26 oktober 2009

Stokjes geven

Lopen, is er iets makkelijker om aan sport te doen dan lopen? Je neemt je trainingspak, doet dat aan, je trekt een paar goed zittende schoenen aan en weg ben je. Je loopt de buitenlucht tegemoet, je voelt de stress en al je frustraties uit je lichaam verdwijnen. En als alleen lopen je niets zegt, dan spreek je af met je vrienden en vriendinnen. Vind je die gelijkgezinden niet onmiddellijk dan kan je je nog altijd aansluiten bij een club.

Maar wanneer je besluit je te meten met anderen, wanneer je aan wedstrijden gaat meedoen dan blijkt dat lopen toch een individuele sport is. Het is jouw lichaam en de grenzen er van tegen de anderen. Een strijd van één tegen allen. Uitzonderlijk, heel uitzonderlijk wordt lopen een ploegsport. Dat zijn van die momenten dat je je extra wil geven, dat je die versnelling nu wel wil doen maar waar je er zeker van bent dat je ze niet zou gedaan hebben moest je voor eigen rekening aan het lopen zijn.

Gisteren was zo een uitzonderlijke dag. De Lotto CrossCup Relays in Gent. Trio’s moesten gevormd worden. In een grote club is dat heel eenvoudig. Tenzij enkelingen hun ego belangrijker vinden dan een gezellige middag in clubverband. Wanneer de ambitie om in de kranten te staan, om op televisie te verschijnen niet kan opzij geschoven worden, al is het maar een halve dag. Als twee clubgenotes noodgedwongen de wedstrijd thuis op tv moeten volgen omdat de vedette hen niet belangrijk genoeg acht. Is de vedette van nu wel de vedette die we binnenkort willen toejuichen?

Gisteren heb ik moeten toekijken. Mijn hamstring is nog altijd diep ongelukkig van wat ik hem tijdens mijn marathon heb aangedaan. Maar ik heb fantastische dingen gezien. Meisjes, jongens, dames, heren die zich de ziel uit hun lijf hebben gelopen. Ik zag een teamgenote aankomen en diep voorover gebogen over een dranghekken bekomen van haar inspanning. Achteraf vertelde ze dat ze blij was dat ze had meegedaan, dat het enorm plezant was. Hoed af voor zo’n ingesteldheid, en voor alle anderen die meegedaan hebben.

maandag 19 oktober 2009

Alweer een marathon

Na die van Brussel en Eindhoven waren we alweer present op nog eens een marathon. Dat wil zeggen dat er opnieuw iets meer dan tweeënveertig kilometer moest afgelegd worden. Gelukkig waren we met zes om die afstand onder elkaar te verdelen. Elk zeven kilometer. Wat is nu zeven kilometer? Een belachelijk eenvoudige opdracht. Ware het niet dat de marathon op een piste afgelegd moet worden. Honderdenvijf en een halve ronde. Dat wordt dan iets meer dan zeventien rondjes per loper. Elke ronde wordt zo snel als mogelijk afgelegd maar tegelijkertijd moet je je krachten goed doseren want vijf lopers later mag je terug een ronde afleggen. Dat klinkt al iets lastiger.

En toch hebben vier PDB-ploegen die opdracht met veel goesting uitgevoerd. Twee meisjesteams en twee jongensteams. Alhoewel voor twee lopers van één van die ploegen het woord “jongen” niet meer van toepassing is. “Oudje” is misschien een iets betere omschrijving. Maar, zo zeggen ze toch altijd, je bent zo jong als je je voelt. Alle vierentwintig atleten mochten het podium op. Als dat geen succes mag genoemd worden. En de tijden mochten er ook gerust zijn. Van 2 uur 1 minuut en 2 uur 13 minuten voor de jongens tot 2 uur 28 en 2 uur 35 minuten voor de meisjes. Geen wonder dat vele brede glimlachen de monden sierden. En de trainer, aan wie we dat allemaal te danken hebben, die ons op de hoogte hield van onze positie in de koers en waar nodig de tactiek aanpaste, hem heb ik ook zien genieten van de podiumceremonie. En dat evenveel plezier als op dat podium staan.

Van Aflossingsmarathon Schaarbeek


Van Aflossingsmarathon Schaarbeek

maandag 12 oktober 2009

42195 meter

Die arme Griekse soldaat die 2500 jaren geleden er zijn leven bij gelaten heeft, hij heeft wat teweeg gebracht. Iedereen die iets of wat aan het lopen is wil op zijn minst één keer in zijn leven die 42 kilometer gelopen hebben. Gisteren was het opnieuw van dat. In marathonstad Eindhoven gingen vele teamgenoten de uitdaging aan. Voor enkelen was het hun debuut, voor nog anderen was het hun tweede keer, er waren ook al wat meer ervaren “marathoniens”. Elk van hen is terug thuis gekomen met een verhaal. De emoties verschillen wel. Van euforie tot ontgoocheling en dat in verschillende gradaties.

Mijn madame. Haar marathondebuut, vorig jaar in hetzelfde Eindhoven, is geëindigd in een fiasco. Een menselijk drama, was het. Voor haar, voor haar kinderen, voor haar supporterende zussen, voor mij. Ik heb het al eerder verteld, zij is een harde tante. Ze wou een revanche. Dus stond ze gisteren opnieuw aan de start. Dat haar voorbereiding niet ideaal was, hebben jullie kunnen lezen in mijn eerdere verhaaltjes. Donderdagavond verraste me ze me door te zeggen dat de kans dat ze zal moeten opgeven groot is. “Meer dan 50 %”, zei ze. Ik kan u verzekeren dat ik niet happig was om een zelfde drama opnieuw mee te maken.

Dat ze de fout die ze vorig jaar gemaakt heeft niet zou herhalen, daar waren we met z’n allen gerust in. Perfect op schema zagen wij haar doorkomen aan de 14de kilometer. Iets voorbij halfweg hing ze nog altijd aan het groepje dat 4 uur 30 als doel had. Geen vuiltje aan de lucht. Vanaf de 23ste kilometer ben ik haar beginnen volgen. De kilometertijden bleven constant tot aan de 30ste kilometer de donkere wolken zich kwaad maakten en besloten hun overtollige water te lozen over de Eindhovense straten. Algauw klaagde ze dat ze het koud had. Ik gaf haar mijn trui. Het was geen zicht, zij met een veel te grote trui. Maar dat was nu niet zo belangrijk. Ik vreesde vooral dat de kou op haar benen zou slagen. Niet veel later begon ze daar inderdaad over te klagen. “We zijn nog niet thuis”, dacht ik. Ondertussen was de groep van 4 uur 30 uit ons zicht verdwenen. Het leek er op dat de geschiedenis zich zou herhalen. Toen ze bij een volgende drankpost begon te stappen zonk mijn moed in mijn natte schoenen. Gelukkig begon ze terug te lopen. Het regenen stopte en zij voelde de spieren warmer worden. We zijn aan de 38ste kilometer als opnieuw een regenvlaag de lopers teistert. Bij een drankpost stapt ze terug. Ik hoop dat ze spoedig zou lopen. Ze doet dat ook. Nu is het gewoon aftellen. De passsage in het centrum waar de enthousiaste massa rijen dik staat doet deugd. Even later bereikt ze de aankomstlijn.

Ik kan me maar twee momenten herinneren dat ik met tranen van intense vreugde mijn madame geknuffeld heb. Telkens was dat bij de geboorte van één van onze dochters. Gisteren gebeurde dat voor de derde keer. Wat een marathon met een mens kan doen.

zondag 4 oktober 2009

Verslag van een weekend in oktober

Zaterdag, 3 oktober
Dat is nu al de derde nacht op rij dat ik slecht geslapen heb. Om half elf lag ik er al in. Niet dat ik moe was. Gewoon omdat ik veronderstelde dat het zeker geen kwaad kon om vroeg tussen de lakens te kruipen. “2:00” las ik op de klok. Klaarwakker was ik. Toen wist ik al dat ik het eerste uur niet terug in slaap zou vallen. Hoe dat komt? Muizenissen, marathonmuizenissen in mijn hoofd.

De voorbij week kan in één woord samengevat worden: twijfel. Ben ik er wel klaar voor? Mijn vorige, en enige marathon, was een succes. Toen heb ik er veel meer voor gedaan. Vanaf de maand juni gebeurde niet alles, maar toch heel veel in functie van de marathon. Nu ben ik er pas in augustus aan begonnen. Ik heb dus een pak minder kilometers in mijn benen. Toen moest ik ook een zestal kilogram minder mee sleuren. Alsof dat nog niet genoeg is beginnen de mensen rondom mij te snotteren en te kuchen. Het is nu niet het moment om ziek te worden. Toen woensdagmiddag de energie uit mijn benen verdween en ik liters zweet uit al mijn poriën voelde vloeien, vreesde ik voor het ergste. Gelukkig was ik na een paar energierepen van die flauwte af.

En ik, die graag een constant tempo loop, hoe zal ik omgaan met de Brusselse hellingen? Ik heb daarnet nog eens gekeken naar het profiel van de omloop. Het lijkt wel een bergketen. Hoeveel keer ik deze week al gepiekerd heb over het tempo dat ik zal lopen? Het is niet meer bij te houden. Begin ik aan een tempo dat moet uitmonden in een tijd van 3 uur 30. Of ga ik voor 3 uur 20? Of toch maar 3 uur 15? Hak dan die knoop toch door! Ok, ik ga voor 3 uur 15. Ik kijk naar buiten en zie de wind inbeuken op de bomen. Het KMI noemt dat een “vrij krachtige wind”. Morgen voorspellen ze een “matige wind”. Dat is het verschil tussen vijf en vier beaufort. Van mij mag er nog een beaufort of twee af.

Morgen wekt de wekker mij om kwart voor zes. Hoewel ik denk dat het niet nodig zal zijn, ik zal toch al lang wakker liggen.

Zondag, 4 oktober
Inderdaad, de wekker zetten was niet nodig. Twintig minuten eerder dan ie me moest wekken open ik mijn ogen. Rustig ontbeten, om half zeven vertrokken, om zeven uur de wagen geparkeerd in de buurt van het Brouckèreplein. Dan de metro genomen richting Jubelpark. Mijn borstnummer afgehaald, chip tussen de veters gestopt en ondertussen nog enkele boterhammen met confituur in mijn mond gepropt. We zijn er klaar voor.

Ik zoek het vak op waar de ballonnen voor de 3 uur 15 verzamelen. Ik zie dat de tempomarkers voorzien zijn van een gps. Dat stelt me gerust. Zij weten hoe rap er gelopen wordt en weten precies hoeveel kilometers er gelopen wordt. Want met die kilometeraanduiding kan het soms wel eens fout lopen. Het startschot weerklinkt op de koude vlakte van het Jubelpark. Die pacemakers houden er direct een strak tempo op na. Ik laat een gat van een tiental meter vallen omdat het me wel heel snel leek. Twee kilometer later kan ik die mannen niet anders dan gelijk geven. Ze lopen het juiste tempo. Ik sluit me dan maar aan bij de groep. Liefst zes kilometer moeten we wachten op de eerste drankpost. Veel te lang. Het aannemen van de drank verloopt chaotisch. Veel te veel lopers op elkaar gepakt die allen een drankje willen. Ik besluit voor de tempomakers te lopen maar kijk wel af en toe om. Te groot mag mijn voorsprong niet worden want mijn kilometertijden vertellen me dat ik iets sneller loop dan voorzien.

Aan de 15de kilometer krijg ik een dipje. Komt het door de stilte? Ik hoor enkel het geluid van de schoenen die de grond raken. Wat een verschil met Eindhoven. Daar word je vooruit geblazen door het enthousiasme van de toeschouwers. Een kilometer verder staan de vrouw en kinderen langs het parcours en dat geeft me een mentale opkikker. Kilometer 18: links ligt de gevreesde Tervurenlaan. Die moet straks beklommen worden. Wij draaien eerst rechtsaf. We komen op het deel van de omloop dat ik niet ken. Ik zie een helling, en oneindig lange helling. Liefst twee kilometer duurt dat stuk. Ik zie dat die laan in twee gedeeld is, straks mogen we dat stuk bergaf lopen, troost ik me. Ik ben 24 kilometer bezig en heb terug een dipje. Het stukje banaan dat ik aangereikt krijg, komt net op tijd. Ik zie de trainer en zijn dame. Zij gaan me op de fiets vergezellen. Ik krijg opnieuw een mentale duw in de rug.

In mijn dertigste kilometer voel ik plots pijn in de linkerbil. Het soort pijn dat enorm goed lijkt op wat je voelt als je een verrekking oploopt. Verdomme, zijn mijn spieren niet bestand tegen het klimmen en dalen? Nu komt het op aan om uit te lopen, zeker niet opgeven. Ik kan niet anders dan het tempo te laten zakken. Ik kijk achterom, de ballonnen van 3u15 zie ik niet. Ik moet mijn voorsprong op hen vast houden tot de aankomst. Het lange dalende stuk tot aan de Tervurenlaan tracht ik het tempo op te krikken. Het lukt. Ik probeer nu zo veel mogelijk te profiteren van die lange afdaling.

En dan ligt hij voor mij, die Tervurenlaan. We zijn 36 kilometer ver. De voorlaatste helling van de dag. Ik kijk naar mijn uurwerk en zie dat ik het me kan veroorloven om die heuvel rustig te beklimmen. Vanaf dat moment wordt het een calvarietocht. Ik snak naar de Grote Markt, naar de finishlijn. Kilometer 39: ik ben terug in het Jubelpark. “Nog drie kilometer dalen tot de aankomst”, hoor ik de speaker zeggen. Hij is wel die enkele honderden meters in de Wetstraat vergeten die nu niet bepaald dalend kunnen genoemd worden. Waar blijft die Grote Markt? “Nooit meer in Brussel”, denk ik.
Mijn uurwerk stopt na 3 uur minuten, 12 minuten en 18 seconden. Ik ben leeg. Alle spieren in mijn benen beseffen dat het er op zit en beginnen heftig te protesteren. Ook die linkerbil laat weten dat hij die laatste 12 kilometer afgezien heeft. Half kreupel stap ik mijn wagen. Ik word gelukkig gereden.

Ondertussen ben ik efkens bekomen en blijkt de uitslag ook al on-line te zijn. Ik heb de beide wedstrijdhelften aan het zelfde tempo gelopen. Maar, ben halfweg als 217de doorgekomen en aan de aankomst als 150ste. Kortom, ik ben een vermoeide maar een tevreden man.

Mijn marathon zit er op. Volgende week volgt de volgende marathonafspraak. In het vlakke Eindhoven. Dan is het aan Lies, Johan, Mia, Hugo, Sven, Bert, Dirk, Marc, mijn madame en alle anderen die ik vergeten ben. Ik wens hen het allerbeste toe. Ik, samen met die andere duizenden supporters, wij zullen er voor zorgen dat het één groot feest voor hen wordt.

maandag 28 september 2009

Nog even geduld

Die laatste loodjes, die zware, we hebben ze gehad. De trainingen die nu nog moeten afwerkt worden lijken peanuts in vergelijking met wat er de voorbije weken gelopen moest worden. De riem mag er dus af. Hoog tijd voor een feestje. En met zulke zomerse temperaturen mag het vuur op de barbecue aangestoken worden. Lekker eten, glaasje wijn erbij. Kortom, genieten.

Geen dessert voor mij. Past niet in het voedingsschema. Neen, die kers op de taart, daar zal ik zelf moeten voor zorgen. Want uiteindelijk hebben die honderden trainingsuren niet gediend om in het zonnetje te genieten van een gezellige zondagmiddag. Die 42 kilometer op een deftige manier lopen, daar heeft die trainingsarbeid voor gediend.

Nog zes dagen. In afwachting vul ik de voedselreserves aan (rijstpap, energierepen, granen met rode vruchten) en breek ik de vetten af (geen Duvel meer). Of het voldoende zal geweest zijn weet ik volgende zondagmiddag. Welke emoties zullen dan overheersen? Geluk of teleurstelling? Nog een weekje geduld en dan weten we het.

zondag 20 september 2009

Drie mannen, drie uren op pad

Moet je minstens één keer drie uur gelopen hebben in je voorbereiding voor een marathon? Sommigen zeggen van niet, anderen van wel. Een korte steekproef op het internet leert me dat de meesten een duurloop van iets meer dan dertig kilometer in hun trainingschema voorzien. Of het echt nodig is weet ik niet maar je vertrouwen groeit wel als je, zonder te veel averij opgelopen te hebben, die drie uur vol gemaakt hebt.

Zo kwam het dat een trio, zaterdagochtend om acht uur dertig, er aan begon. Het was nog vroeg maar het weer was schitterend, het gezelschap fantastisch. De tocht bracht ons langs het landelijke Londerzeel en omstreken. Veldwegen werden afgewisseld door met asfalt verharde banen. Snel werd duidelijk dat dit geen ochtendwandeling zou worden. Grappen maken, liedjes zingen, het is er niet van gekomen. Kwam het omdat we amper twaalf uur eerder onze vrijdagavondtraining hadden afgewerkt? Die duurde anderhalf uur waarvan er veertig minuten aan een pittig tempo gelopen werd. Feit is dat de benen protesteerden. Onze tocht werd gekenmerkt door lange stiltes. Elk van ons was strijd aan het leveren tegen zich zelf. Ik verbood mezelf om naar mijn uurwerk te kijken (om toch maar vast te stellen dat er amper drie minuten verstreken waren tegenover de vorige keer dat ik gekeken had). Het enige dat ik me gebood was lopen, lopen en nog eens lopen. Ik trachtte me te focussen, terug in een cadans te geraken. Wonderwel lukte me dat maar wat was ik blij dat die drie uur om waren. Turend naar visjes in een vijver en een Bock-pilsje in de hand, heb ik een half uur nodig gehad om te bekomen.

Voor diegenen waarvan de voorbereiding niet helemaal verloopt zoals voorzien (en ik reken mijn madame tot die categorie) is de kans reëel dat de mythische 42 kilometer zonder een lange duurloop in de benen, afgewerkt moet worden. Waar het voor hen op aankomt, is hopen dat de pijnen verdwijnen. De conditie wordt onderhouden maar meer ook niet. En als het even kan, als die lichamelijke ongemakken onder controle kunnen gehouden worden, zal er toch begonnen worden aan een loopje van op zijn minst tweeënhalf uur. Die lopers, gek zijn ze niet, maar veel scheelt het niet.

maandag 14 september 2009

Een lach en een traan

Drie maanden geleden schreef ik over de marathonplannen van mijn madame en mezelf. Mij resten er nog twintig dagen, mijn madame en een tiental andere moedigen krijgen zeven extra dagen respijt. De spanning stijgt, de zenuwen staan gespannen en de grote vraag die zich stelt: gaan we met de nodige kilometers in de benen aan de start staan?

Ik had totaal geen plannen om een marathon te lopen. Hoegenaamd niet. Ik wou me nog eens toeleggen op de piste, zien hoe snel ik nog zou kunnen lopen. Het voorjaar heeft me helaas geleerd dat mijn lichaam voor dat soort trainingen past. Liever lang maar traag, dan kort en snel. Dat werd mijn motto. Voorzichtig in juni gestart, al iets meer gedaan in juli. Maar bijlange niet genoeg om te kunnen spreken van trainingen die in functie staan van een marathon. Dan toch tijdens de maand augustus de knop omgedraaid en er volop voor gegaan. En ondertussen zijn we half september. Of ik er helemaal klaar voor ben durf ik nog niet te beweren. Maar als ik iets terug gevonden heb, dan is het ontegensprekelijk de vreugde van het kunnen, van het mogen lopen. Dat ik mijn trainingen afwerk aan een tempo dat één kilometer per uur trager ligt dan wat ik vroeger deed, het stoort me niet. Alhoewel, vorige week heb ik een training afgewerkt met de jeugd. Zij gaan een stuk sneller dan ik, eigenlijk veel te snel voor mij. Maar het voelde goed aan, dat iets snellere tempo. Het deed me terug dromen, ik zag me volgende zomer terug op de piste verschijnen. Momenteel voel ik me dus goed, het lichaam spartelt niet tegen. Ik heb nog één zware week af te werken en dan volgt de periode van relatieve rust.

Helaas, driewerf helaas. Niet iedereen van de marathonmannen en –vrouwen voelen zich goed. Zij vragen zich af of het wel zal lukken om die 42 kilometer af te leggen. Diegenen die de trainingen hebben kunnen afwerken maar schrik hebben van de afstand zullen er wel geraken. Ze moeten er enkel voor zorgen dat ze niet te snel starten. Erger is het voor zij die, al enkele maanden met weinig anders bezig geweest zijn dan die marathon, nu geconfronteerd worden met lichamelijke ongemakken. Voor hen komt het er op aan in eerste instantie de start te halen.

Mijn madame hoort jammer genoeg bij die laatste categorie. Het kraakbeen in de heup wordt niet in dezelfde mate aangemaakt als het afgebroken wordt. Pijnlijk. Niet alleen fysiek maar ook mentaal. De trainingsarbeid wordt beperkt tot het absolute minimum. Zodra de pijn weer opduikt is het marathonverhaal gedaan nog voor het begonnen is. Maar dat scenario staat niet in haar draaiboek. Het is een harde tante, mijn madame.

zondag 6 september 2009

Supporters, ze bestaan in alle soorten.

In een tijdschrift lees ik over wat iemand, die vertoeft in de Brusselse beau monde, in zijn vrije tijd zoal doet. Hij vertelt over het mondaine volk dat hij ontmoet in de tennisclubs waarvan hij lid is, La Rasante en Royal Orée, elitair klinkende namen. Maar af en toe is die luxe hem teveel en moet hij afdalen naar een, zoals hij het zelf beschrijft, “primair” niveau. Hij vindt dat in het Constant Vandstock Stadion. Terwijl hij Anderlecht aanmoedigt moet hij zich niets aantrekken van wat hij aan heeft, hoe hij zich gedraagt en wat hij zegt. Ik schrok toen ik dat las. Is de gemiddelde voetbalsupporter dan toch een pinten drinkende boer die amper iets van voetbal kent, continu “vuile zwette” roept en oerwoudgeluiden imiteert? Ik kan het amper geloven. Dat soort maakt wel het meeste lawaai maar ik hoop dat de stilzwijgende, voetbalminnende menigte in de meerderheid is.

Waarom die massa naar de voetbalstadia trekt blijft me een raadsel. Dat ons niveau niet veel voorstelt is gisteren in Spanje gebleken. Een blamage. Een stelletje omhoog gevallen individuen zijn het, die veel te veel geld verdienen in vergelijking met wat ze kunnen. Ze zouden een voorbeeld moeten zijn voor de jeugd. Toen ik de heren Defour en Sarr de overtreding van Witsel hoorde verdedigen (en ik vermijd het woord goedkeuren) dan kon ik maar één conclusie maken: deze mensen zijn niet van deze wereld.

Dat Het Koning Boudewijnstadion volloopt voor de Memorial Van Damme verwondert me niet. Vele tienduizenden die vóór atleten supporteren. De adoratie die uit de tribunes naar de piste vloeit geeft de lopers, springers en werpers een opstoot aan wilskracht waardoor zij prestaties leveren die de toeschouwers in extase brengen. Het is een continue uitwisseling van emoties en energie, die Memorial.

Het enige moment dat de Memorialbezoeker zijn kritische stem laat horen is wanneer de politiekers de medailles mogen uitdelen. Vorig jaar kreeg Bert Anciaux het hele stadion over zich heen. Stel u voor, een minister van sport die uitgejouwd wordt op de grootste sportmanifestatie in ons land. Of Laurette Onkelinckx, Joelle Milquet en Didier Reynders vorige vrijdag veel plezier hebben beleefd aan hun acte de présence durf ik te betwijfelen, zo luid was het awoert-geroep. ’t Zijn rare jongens die Belgen. Zo raar dat de gebroeders Wauters er een lied over geschreven hebben.

woensdag 26 augustus 2009

Zolang er zand en water is zijn we content

Ik hoor Dirk al een paar jaar zeggen dat hij er mee gaat stoppen. Dat hij geen uitstap naar Sibculo meer wil organiseren. Dat daar heel wat komt bij kijken kan ik me best voorstellen maar wat ben ik blij dat hij het toch gedaan heeft. Dirk en zijn gezin zouden massa’s geld kunnen verdienen aan het organiseren van teambuilding evenementen, zo goed zijn ze daar in. Dat ze hun energie stoppen in dat ene weekend, eind augustus, daar kunnen wij als deelnemers alleen maar heel blij mee zijn.

De verschillende wandel- en fietsroutes rondom de locatie waar wij verbleven, de atletiekpiste die amper vijf kilometer verder op ligt, het zou een fantastische omgeving zijn om er een stage te organiseren. De groepsherberg, voorheen een varkensstal, had alle faciliteiten om jong en oud te bekoren. Tennissen, voetballen, volleyballen: het kon er allemaal. Voor de allerkleinsten was er een speeltuin voorzien. Voorwaarde is dan wel dat het goed weer is, en afgelopen weekend was het schitterend weer.

Alles stond natuurlijk in het teken van de aquaklimcross waar lopers zand, water, steile hellingen en snelle afdalingen moeten trotseren. Ik maak er de gewoonte van om eerst aan de drie kilometer mee te doen en het beste van mezelf te geven om daarna de twaalf kilometer wedstrijd te lopen in het bijzijn van een teamgenote. Mijn madame en de dochters verkozen de zes kilometer. Ik zag dat mijn jongste dochter haar krachten goed gedoseerd had. Mijn madame zocht opnieuw haar grenzen op, een zuurstoffles was nog net niet nodig. De oudste liep ook een verstandige wedstrijd. “Hier is de derde dame: Jore Decubber uit Willebroek”, hoorde ik de speaker zeggen. “Ze heet Joke. Joke is natuurlijk een veel mooiere naam”, corrigeerde hij zich meteen. Die arme man, zo op zijn plaats gezet worden.

Zondagochtend. De zware koers was amper verteerd maar wij zijn een harde soort. Zeker de mannen en vrouwen met marathonambities die een lange duurloop op het programma staan hadden. Bij de vrouwen liep dat wat langer uit dan gepland maar dat zullen we wijten aan de gebrekkige bewegwijzering van de wandelroutes. De mannen genoten van het mooie landschap en van elkaars gezelschap. Onze omloop bracht ons naar een recreatiepark. Een prachtige zwemvijver voorzien van een zandstrand en mooie groene ligweiden. Een padje leidde ons rondom de plas. Plots trok iets onze aandacht. “Ofwel hebben die mensen allemaal een zelfde kleur van zwembroek of badpak aan, ofwel liggen die in hun blootje”, dacht ik. Hoe dichter we kwamen, hoe meer ik vermoedde dat het dat laatste was. En inderdaad. Het bordje “Naturistenstrand” nam alle twijfels weg. Die Hollanders denken dus aan alles. We zouden geen mannen zijn als we daar niet over zouden beginnen fantaseren. Algauw werd de slagzin “de handen van Jos” bedacht. Mijn magische handen zouden dan de borsten omsluiten van de naakte dames waarna ik de woorden “Dag Yvonne” zou uitspreken. Ja, mannen die lang lopen hebben blijkbaar veel inspiratie. Maar soms duurt een lange duurloop wel heel lang. Mannen hebben daar een oplossing voor. Om de sleur te doorbreken beginnen ze te zingen. Twee beren waren broodjes aan het smeren en de tien kleine negers waren niet lang met zijn tienen. Uiteindelijk is iedereen terug in de groepsherberg geraakt en werd de dag verder gezet met een verkleedpartij, barbecue en later op de avond werd nog een kaartje gelegd.

Het was een geslaagde vierdaagse. Zelfs de snurkers in de kamer konden de sfeer niet verpesten. Het is wel raar dat iedereen zei dat hij niet gesnurkt had maar dat het een ander was.

zondag 16 augustus 2009

Madame Soleil

Ik heb altijd al gedacht dat mijn madame speciale gaven heeft. Zelfs in die mate dat ik me er af en toe niet gemakkelijk bij voel. Enkele weken geleden zag ik de nieuwe Harry Potter in de bioscoop. Wel, mijn madame heeft enkele trekjes van Professor Sybilla Zwamdrift. Beiden zijn vrouwen. Dat klopt dus al. De professor draagt een bril met dikke glazen, mijn madame heeft net haar bril gewisseld voor lenzen. Hier moet ik dus de gelijkenis al wat temperen. Maar de professor doceert in waarzeggerij, ze voorspelt wat er in de toekomst zou kunnen gebeuren. Niet dat de professor het altijd juist heeft. Mijn madame blijkt ook de gave van het waarzeggen te hebben.

Enkele dagen voor we op vakantie vetrokken hebben we grote kuis gehouden in onze slaapkamers. Mijn madame vindt er enkele fluo hesjes. Zegt ze:”Hier, stop die maar in de auto. Die zouden nog van pas kunnen komen”. Hoe kon zij toen weten dat we enkele dagen later in het centrum van Pisa geconfronteerd zouden worden met een wagen die alle dienst zou weigeren? Ik vraag het me nog altijd af. Sindsdien wik en weeg ik elk woord dat ze uitspreekt.

maandag 27 juli 2009

De rijkste wint

In ocharme één week tijd hoor ik verschillende mensen zeggen dat het niet meer eerlijk is. Dat ze vechten tegen de bierkaai. Dat ze er niets aan kunnen doen tenzij ze diep in de portemonnee tasten.

Neem nu onze zwemmers. Zij zijn in Rome aan de slag op hun WK. Niettegenstaande nationale records vlot sneuvelen, moeten ze met lede ogen toekijken op hun alsmaar sneller zwemmende concurrenten. Oorzaak: het zwempak dat zij niet hebben maar de anderen wel. Een hoogtechnologisch stukje textiel waarin naar het schijnt de in de ruimtevaart opgedane kennis toegepast wordt. Heel straf dat hierdoor mensen beter blijven drijven, sneller gaan zwemmen. Helaas heeft onze nationale zwembond een pact gesloten met blijkbaar de verkeerde sponsor. Nochtans, als ze mij zouden vragen om één fabrikant van zwempakken te noemen, ik zou: “Speedo” antwoorden.

Vorige week sprak ik een vader wiens zoon als belofte regelmatig uitkomt in een wielerwedstrijd. “En elk jaar wordt er sneller gereden”, vertelde hij me. Als grote onwetende vroeg ik of doping dan altijd zó bepalend is voor een goed resultaat. “Neen”, zei hij. “Dat materiaal wordt alsmaar beter. Ik ben verplicht elk jaar opnieuw een nieuwe fiets en nieuwe wielen te kopen”. Toen hij me uitlegde dat wanneer je tegenwoordig aan een wiel een fameuze snok geeft, dat een half uur later nog aan het draaien is, tja, dan moet ik als troste bezitter van een oldtimer van het merk Peugeot mijn wenkbrauwen van ongeloof fronsen.

Afgelopen zaterdag heb ik een beloftevolle, pas begonnen triatleet gevolgd. Hij heeft al enkele overwinningen behaald maar daar werd wat smalend over gedaan vanwege te verwaarlozen concurrentie. In Kapelle-op-den-Bos, daar zal hij getaxeerd worden, dan zal geweten zijn hoe goed, of hoe slecht hij is. Wel, hij moet wel goed zijn. Anders eindig je niet als derde. Zeker wanneer de eerste een full-time prof is en amper twee en een halve minuut eerder aankomt. Die betaalde atleet was in het zwemmen trager dan onze jonge snaak. Het verschil werd gemaakt in het fietsen, waar de kwaliteit van het materiaal een belangrijke rol speelt. Alle krantenverslagen zijn er het over eens, de sterkste loper was onze jongeman. Akkoord, hij kan nog groeien in het fietsen maar volstaat dat om de technologische achterstand te overbruggen? Mensen met centen die de jongeman willen ondersteunen mogen zich altijd melden.

donderdag 23 juli 2009

Magnificent

Als jonge kerel las ik de krant en had toen al veel interesse voor de recensies van concerten. Halverwege december 1982 las ik een verslag, veel groter dan één paragraaf zal het niet geweest zijn, van de passage van een groep die zich U2 noemde. Ze hadden gespeeld in zaal Volksbelang in Mechelen. Ik las over het enthousiasme van de groep, de zaal die uit de bol ging, het moet één groot feest geweest zijn.

In die tijd frequenteerde ik af en toe een fuif. Een "floor filler" was keer op keer “I Will Follow”. Van diezelfde U2.

RockPalast, een muziekprogramma op één van de Duitse zenders. Een hemelsgeschenk voor de liefhebber van concerten want die werden rechtstreeks uitgezonden. Augustus 1983, het Loreley-festival volg ik op tv. De eerste keer dat ik U2 live, weliswaar van op afstand, bezig zie. Ik heb dat opgenomen op een audiocassette. Zo kon ik nog vele keren genieten van de muziek, het contact dat Bono met zijn publiek opzoekt. Ik kocht toen “War”, hun derde album. Hun teksten, toen als fragiele puber, spraken me aan: “They say I'm a fool, they say I'm nothing. But if I'm a fool for you oh, that's something.” Of als ik in een revolterende bui was: “A generation without name, ripped and torn. Nothing to lose, nothing to gain. Nothing at all”.

Oktober 1984. U2 komt naar Vorst-Nationaal. Er was toen nog geen sprake van internet. Kaartjes moesten afgehaald worden in verschillende voorverkooppunten verspreid over het land. Het aangekondigde concert was al uitverkocht, gelukkig was er een extra concert voorzien. Ik was enorm onder de indruk, ik was “fan” geworden.

Juli 1985: U2 sluit Torhout-Werchter af. Mijn eerste TW. Het was de eerste in een reeks die nog niet gestopt is. U2 speelt een week later op Live-Aid. Bono zoekt en vindt contact met de massa in het Wembley-stadium. De hele wereld leert U2 kennen.

Juli 2009: Al hun platen zitten in mijn rek. Ik heb het geluk gehad dat ik al voor al hun tournees, de afgelopen vijfentwintig jaar, tickets heb kunnen bemachtigen. Afgelopen maandag mocht ik er ook bij zijn in de Amsterdam Arena, stadion van één van Nederlands grootste voetbalteams, Ajax. Je verwacht je aan een immens grote plaats maar dat viel enorm goed mee. Ik vond het eerder klein uitvallen. Of kwam dat door het dak dat ze gesloten hadden? U2 zal hier zijn eerste indoorconcert geven in deze 360°-tour. Goed voor de sfeer maar komt dat het geluid ten goede? Toen Snow Patrol er om 20u aan begon was ik gerustgesteld: met dat geluid komt het wel goed. De plek waar ik sta valt ook goed mee.



De klauw en alle elektronica die er aan hangt is indrukwekkend. Er wordt getoverd met licht. Technologisch hoogtepunt is het moment dat het beeldscherm, dat rondom het podium hangt, als een accordeon uiteen getrokken wordt tot een huizenhoge “frietzak”. De Arena wordt door verschillende kleuren onder vuur genomen.

Muzikaal neemt U2 een risico door te beginnen met nummers uit de nieuwe CD. Nu ja, voor de fans geen probleem, zij kennen alle nummers. En die laatste plaat van hen mag er gerust zijn. Er staan parels op. Dat het mooie “The Unforgettable Fire” na twintig jaar nog eens gespeeld werd, maakt van mij een blij man. Zij hebben in hun lange carrière zo vele prachtige nummers gemaakt dat “Sunday Bloody Sunday” en “Pride (In The Name Of Love)”, niettegenstaande de zaal dan telkens ontploft, wat mij betreft mogen vervangen worden door één van die vele parels. Ook steevast op het programma staat “One”. Heel mooi omdat het publiek de arena omtovert in een sterrenhemel. En dat Bono de wereld wil verbeteren is algemeen geweten. Tijdens deze tournee wordt Aung San Suu Kyi in de schijnwerpers geplaatst. Frank De Winne en Desmond Tutu mogen ook de revue passeren.
Het laatste zinnetje dat Bono zingt is “How long to sing this song”. Het komt uit “40”, een nummer waarmee ze begin jaren tachtig een optreden afsloten en uitmondde in een massazang. Dat meezingen, het publiek dat zich geeft, U2 die zich geeft. Daarom ben ik ze nog niet beu. Hopelijk komen ze volgend jaar terug. De geruchten laten vermoeden van wel.

zondag 12 juli 2009

De éne comeback is natuurlijk de andere niet

De Tour is één week bezig en ik moet vaststellen dat Lance er niet voor spek en bonen bij rijdt. Bewonderenswaardig, de manier waarop hij in het peloton terugkeert en in de grootste koers ter wereld op een podiumplek staat, op een handvol seconden van de gele trui. Ik ben één van de velen die hem volgt op zijn Twitter-pagina en kom zo te weten naar welke muziek de man luistert op zijn ipod en wat hij van de wedstrijd vindt. Blijft natuurlijk de vraag of er zuiver gereden wordt. Met twee dopingcontroles op één en dezelfde dag later de organisatoren niets aan het toeval over. Of zij dezelfde wetenschappelijke kennis hebben dan de renners en hun omgeving zal over enkele jaren blijken.

Ik ook hoop stilletjes op mijn terugkeer. Ik vermoedde al een paar maanden dat mijn schoenen er hun termijn er op zitten hadden. Uiteindelijk ben ik tot bij mijn vaste schoenenleverancier geraakt. En de man is nog steeds enorm populair. Een kwartier voor openingstijd waren er al drie wachtenden voor ons. Toen de winkel zijn deuren opende waren met z’n tienen die hoopten de eersten te zijn. De analyse van mijn inderdaad versleten schoenen leverde een opmerkelijk resultaat op. De grote teen van mijn linkervoet had een ware put uit mijn zool gegraven. Door die put wrong mijn hele voet zich in rare bochten in mijn schoen met de gekende pijn aan de linkerkant van mijn hiel als gevolg. Eens het probleem gevonden ligt de oplossing voor de hand: extra ondersteuning onder die grote teen.

Mijn eerste loop met die nieuwe schoenen is me goed bevallen. Ik voel de steun die ze me gaven. Conclusie is dat ik veel te lang met versleten schoenen heb gelopen. Mijn hele seizoen naar de kloten. Ongelooflijk dom van me. Het is ook al een hele tijd geleden dat ik met een hartslagmeter gelopen heb. Een klein, onverbiddelijk toestel. Bijna anderhalf uur gelopen aan een matig tempo maar met een gemiddelde hartslag van honderdvijftig. De conditie is dus verre van ideaal. Niet dat ik iets anders verwacht had. Er is nog werk aan de winkel.

maandag 6 juli 2009

Vier dagen feest

1985: U2 staat op de affiche van, toen nog, Torhout-Werchter. Ik was er ook. U2 was fantastisch maar het hele gebeuren heeft toen zo’n indruk op me gemaakt dat ik wist dat ik zou terugkeren.
2009: Mijn vijfentwintigste Rock Werchter. Niet één editie, sinds die dag in juli 1985, heb ik gemist. Ik ben mee geëvolueerd van acht groepen op één podium op één dag, naar zevenenvijftig artiesten op twee podia op een vierdaags festival.

Donderdagochtend, om half tien, thuis vertrokken. Maandagochtend, om half drie, thuis aangekomen. Vier dagen en nachten ondergedompeld worden in het leven van een festivalganger, het blijft een belevenis. Ik bewonder de jeugd die met beperkte financiële middelen dit gebeuren moet doorstaan. Ik bewonder ook de creativiteit waarmee ze er in slagen om er één groot feest van te maken. Ik bewonder ook de artiesten die hun dankbaarheid tonen omdat ze zoveel warmte, zoveel liefde van hun publiek krijgen.

Het was mijn eerste keer op camping A2, het was een enorme meevaller. Klein, gezellig, relatief rustig. In ieder geval de meest rustige camping waar ik in mijn Rock Werchter-geschiedenis verbleven heb. En je hoort er soms wat.
“Ik voel me en bosbewoner!”. Het gevoel na een eerste dag en nacht.
“Brengt gij uw tetten mee?”. Sponsor Het Nieuwsblad bood een kussen aan in de vorm van …
“Vanavond hebben we de keuze tussen een hoer (de jongeman bedoelt Lady Gaga) en kerkermuziek (diezelfde jongeman bedoelt Coldplay). Dus, vanavond gaan we zuipen”.

Ik had die eerste avond amper tien stappen op de festivalweide gezet of ik kreeg een microfoon onder mijn neus gestopt. Er stond: “VRTNIEUWS” op. “Of hij me enkele vragen mocht stellen voor de radionieuwsdienst”, vroeg hij. Ik stemde toe. Hij vroeg wat ik er van verwachtte. Meer dan een cliché-antwoord zoals “veel goede muziek en veel sfeer” kon ik niet bedenken. Maar algauw vertelde ik hem dat ik toch wat schrik had van de hitte. “En wat ga je doen om de warmte te trotseren?” was zijn repliek. Man,man,man. Wat heb ik toen moeten liegen. “Veel water drinken”, zei ik. Ik kan op de nationale radio toch niet verklaren dat ik veel pinten zou drinken. Maar de man had me door. “Je gaat toch ook af en toe iets anders drinken?”.

Naast de vele Jupilerkes heb ik ook genoten van:
Eagles Of Death Metal, Emiliana Torrini, Fleet Foxes, Placebo, Oasis
Just Jack, Henri Rollins, Elbow, Bloc Party, The Killers, Coldplay
Triggerfinger, Japer Erkens, Rodrigo Y Gabriela, Limp Bizkit, Franz Ferdinand, Kings Of Leon, 2Manydjs
The Hickey Underworld, De Jeugd Van Tegenwoordig, Lady Linn & Her Magnificent Seven, Black Eyed Peas, Kaiser Chiefs, Röyksopp, Milk Inc

donderdag 25 juni 2009

Een trieste dag

Ik was op terugweg van een bezoek aan de Goodyear fabrieken in het Luxemburgse Colmar-Berg waar ik door de verlaten werkplaatsen gewandeld heb. Ook hier heeft de crisis toegeslagen. Veertien dagen technische werkloosheid voor de meeste arbeiders. Plezierig is anders.

Maar helemaal stil werd ik, ergens in de file tussen Woluwe en Machelen, toen ik naar het nieuws van 19 uur luisterde. Yasmine heeft er een eind aan gemaakt. Zevenendertig jaar jong en dan al beslissen dat het leven geen toekomst meer biedt.

Ik heb altijd al een boon voor haar gehad. Een vlotte dame die haar overtuiging niet verstopte. Ze was gezegend met een fantastische stem en een gezonde portie humor. Nog niet zo lang geleden las ik over haar gestrande relatie. Een paar weken geleden zag ik in een supermarkt een cover van een weekblad waarop ze graatmager afgebeeld stond. Ik schrok maar veronderstelde dat Photoshop de grote boosdoener was. Niet dus. Ze was er dus wel degelijk erg aan toe. Ik heb haar maar één keer op een podium bezig gezien. Maar dat volstond om me helemaal door haar te laten inpalmen. Heel jammer dat ze deze dramatische oplossing de enige juiste vond.

zaterdag 20 juni 2009

Ge zult dezer dagen maar de voornaam Bruno hebben…

Sommigen onder ons zijn gezegend met een voornaam of een familienaam die geregeld opduikt in de media. De eigenaar van zo een naam kan daar blij mee zijn maar kan daardoor evengoed onderwerp van spot geweest zijn, depressies aan overgehouden hebben. Neem nu de mensen die Devos heten. Zij zullen ooit wel eens moeten uitgelegd hebben waar Lemmens bleef. En zo kunnen we nog even door gaan. Patrick, waar is Johan? Bert, waar is Ernie?

Ik kan wel lachen met anderen, maar ik ben zelf ontelbare keren gebruikt geweest. Laat ons beginnen in het culturele. Wat dacht je van het door Tom Lanoye geschreven “De Jossen”. In de muzikale sector bestaat zoiets als “Jospop”. Ook de marketeers maakten geregeld gebruik van mij. Ik heb kriek van Belle-Vue aanbevolen tezamen met mijn kompaan Jef. Wie herinnert zich niet de passage in een radioreclame “De Jos heeft gene stoel, de Jos heeft gene stoel”. Ook in het algemene taalgebruik duikt mijn naam op. Het werkwoord jossen heb ik onlangs nog door Studio Brussel-presentatrice Siska Schoeters horen gebruiken.

Een naamgenoot werd onlangs geëerd met zijn eigen standbeeld. En terecht. Een hoogtepunt in de geschiedenis van de komische sketches is, wat wij betreft, het verhaal van Joske Vermeulen uit Schoten.



Brandend actueel is Bruno. Ocharme die mensen die Bruno heten.

maandag 15 juni 2009

De marathon: de voorbereiding begint

De eerste helft van juni zit er op. Hoog tijd dat de mannen en vrouwen, die met het idee speelden om over vier maanden de 42,195 kilometer te lopen, die plannen ietwat concreter maken. Eerst moet er beslist worden of ze er voor gaan. Of alles, neen niet alles maar toch veel, plaats moet ruimen om goed voorbereid aan de start te staan. En dan de volgende vraag: hoe gaan ze zich voorbereiden? Welk trainingschema gaan ze volgen?

Wat dat schema betreft, sommigen zijn bereid heel ver te gaan om het ideale trainingsprogramma te bekomen. Ik hoor verhalen van één iemand die zijn trainer 50 € per training betaalt. Vier à vijf keer per week trainen, vier maanden lang. Dat wordt een gepeperde rekening. Ik denk dat ik me zo snel mogelijk ga inschrijven voor de eerstvolgende trainerscursus. Of ik heb me terug een blaas laten wijsmaken, dat kan ook.

Hoe het eigenlijk met mezelf gaat, hoor ik u vragen. Wel, dank u voor uw interesse. De voorbije weken heb ik af en toe een training meegedaan. Meestal heb ik me koest gehouden maar af en toe heb ik toch het volle pond gegeven. Het deed deugd om een strak tempo te kunnen lopen. Ik smeedde opnieuw plannen. Veel eer kan ik deze zomer niet meer rapen maar ik zag me wel enkele jonge knapen naar een 4’45” hazen op een 1500 meter. Tijdens de training van gisterenochtend heb ik me niet gespaard. Dat ging vrij goed tot, tijdens de vijftiende keer een halve baanronde, die verdomde pees terug aan de alarmbel trok.

Wanneer die korte afstanden niet meer voor mij weggelegd blijken te zijn, dan moet ik op zoek naar een alternatief. En waar komen we dan uit? Inderdaad, op een marathon. Dus ja, ik ga me ook wagen aan dit project. Grote ambities wat betreft de eindtijd heb ik niet. Ten eerste moet het lichaam de inspanningen aankunnen, en laat nu net dat lichaam niet al te betrouwbaar zijn. Ten tweede wil ik de marathondroom van mijn madame niet verstoren. Alle aandacht gaat naar haar. Dus laat mij maar rustig trainen en als ik na drie uur en vijfenveertig minuten op een menselijke manier aankom dan is dat voor mij ook goed.

En omdat ik in Eindhoven mijn overgelukkige madame na haar aankomst in de armen wil sluiten zal ik mijn marathon een week eerder lopen. Ver hoef ik daar niet voor te gaan. Brussel ligt vlakbij. Maar eerst zal ik die pees moeten laten bekomen van de geseling die ik haar gisteren heb aangedaan.

maandag 8 juni 2009

Verkiezingen

Gisteren was het terug zo ver. Wij, inwoners van een democratisch land, moesten hun burgerplicht volbrengen. Elk van ons kon de bewindslieden beoordelen, veroordelen op hun politieke kwaliteiten.

Verkiezingen, het heeft me van jongs af aan enorm geboeid. Hoe politici hun gedachtegoed verdedigen in debatten, andersdenkenden van repliek dienen. Ik vond en vind dat nog steeds enorm interessant. Redenaars, die van op het gestoelte, zonder een spiekbriefje, hun boodschap, hun standpunt klaar en duidelijk uitleggen, ik kan daar van genieten. Zelfs als hun mening niet overeenstemt met de mijne kunnen ze me bekoren. Zoals ik al zei, als kind volgde ik het politieke gebeuren. Misschien niet verwonderlijk als je opgroeit in een politiek omstreden gemeente als Schaarbeek. En als tiener gaan wonen in Vilvoorde waar je indertijd begroet werd met de slogan “Vilvoorde is en blijft Vlaams” helpt je ook om je interesse in België en zijn politieke landschap aan te wakkeren. Misschien niet bij iedereen, maar dan toch bij mij. Moesten ze hier ooit de stemplicht veranderen in een stemrecht, ik zou er van gebruik maken.

Ik heb mijn vader verschillende keren weten “zitten” of “tellen”. Ik herinner me dat ik, wachtend achter het raam tot hij terug thuis zou zijn, me de bedenking maakte: “Later, als ik oud genoeg ben om te gaan stemmen, zal ik dat ook moeten doen”. Maar neen. Niet één keer was ik een uitverkorene. Gelukzak, zullen velen zeggen. Inderdaad. Maar één keer had ik dat toch willen doen. En dan liefst gaan “zitten”. Dan zou ik een stukje kunnen schrijven over de mensen die ik die dag zou gezien hebben.

En kijk, ik heb een verslag van een dag “zitten” gevonden. Op het internet natuurlijk. En niet op de eerste de beste website. En dan nog geschreven door een Facebook-vriend en een goed loper die de groenwitte kleuren verdedigt. Wil je het lezen? Klik dan hier.

maandag 1 juni 2009

Actief, passief en de balans. Ik lijk wel een boekhouder.

De atletieksport beoefen ik nu eerder in een passieve vorm. Ik schuim de wedstrijden af waar het PDB-team zijn zinnen op gezet heeft. Nu ik zelf niet kan meedoen beschouw ik het als een sport om de inspanningen van de atleten op de mooist mogelijke manier op de gevoelige plaat vast te leggen. Daarvoor moet ik soms enkele sprintjes uit de benen schudden. Kortom ik blijf in beweging, als had ik liever zelf de spikes aangetrokken.

Een deugddoende vaststelling is dat de persoonlijke records bij bosjes sneuvelen. Natuurlijk, die jongens en meisjes worden elk jaar groter, sterker en beter maar je moet het toch maar doen. Ik heb de voorbije weken in Mechelen, Sint-Niklaas, Ninove en Duffel genoten van het jeugdelijk enthousiasme. De gedrevenheid, de wil om te presteren in combinatie met de lol die er getrapt wordt, dat maakt mij een gelukkige supporter. Kortom de trainer en zijn atleten zijn goed, zeer goed bezig.

Helaas, veel persoonlijke records zal ik op piste niet meer lopen. Mijn leeftijd is wat dat betreft mijn vijand. Mijn gevoelige achillespezen zijn nu ook niet bepaald mijn bondgenoten. Als ik ooit een persoonlijk record zal breken dan zal het de waarde van mij cholesterolgehalte zijn. De slechte cholesterol natuurlijk. Gisteren nog vroeg een dame of ik niet afgevallen was. Heel sympathiek van haar, maar ik heb haar moeten vertellen dat mijn balans dat niet kon bevestigen.

Het zou natuurlijk wel kunnen dat mijn vetten in spieren veranderen. Ok. Ik beken. Ik doe de laatste tijd aan krachttraining, heel actief. Niet in de fitness. Neen, in de tuin. Vijfendertig coniferen uit de grond sleuren, ik garandeer u, da’s hard labeur. Mijn gebruind lichaam neemt alsmaar meer atletische vormen aan.

vrijdag 22 mei 2009

Dit is ons land…


Dit spandoek hangt aan de ingang van het provinciaal sport –en recreatiecentrum De Nekker. Het is één van de vele regels waar de bezoekers aan het domein zich moeten houden. Het huishoudelijke reglement is een document van welgeteld 55 bladzijden, waarvan de inhoud door de bezoeker gekend hoort te zijn. Regelneverij omdat er foute dingen in dat domein zijn gebeurd.

Niet dat dit domein me interesseert maar ik moest er woensdag zijn omdat de atletiekpiste waar er gelopen zou worden in dat domein ligt. Veel zin om “het verschuldigde bedrag” te betalen had ik niet, dus vertelde ik aan de portier dat ik voor de meeting kwam. “Ok”, zei hij, “mag ik uw identiteitskaart zien?”. Ik, brave inborst, toonde hem dat maar ik vroeg me af of die man wel de bevoegdheid had om mijn identiteitskaart te vragen. En o wee, als je je identiteitskaart niet mee had. Je geraakte niet binnen. Zelfs niet als je je rijbewijs of andere sis-kaarten kon voorleggen. Je geraakte er niet in. Pech voor enkele mensen die hun zoon of dochter aan de poort moesten laten gaan en in de auto moesten wachten tot hun kind gedaan had met zijn of haar wedstrijd. Discuteren of proberen tot een compromis te komen met de portier had geen zin. Bovendien hadden ze er twee potige veiligheidsagenten neer geplant. En naar men zegt is de lengte van die mannen hun pietje omgekeerd evenredig met de breedte van hun schouders. Niet dat dit een nadeel moet zijn in hun seksuele prestaties. Wie zong ook al weer dat hij een kleintje had maar ver schiet?

Alle gekheid op een stokje, je bent in België verplicht je identiteitskaart op zak te hebben. Maar brave burgers moeten blijkbaar boeten voor de misstappen die enkelingen begaan hebben. “Dit is ons land” blokletteren affiches dezer dagen. Je zou er op de duur aan beginnen twijfelen.

Om 20 uur zit de dagtaak van de portier er op. Ook de veiligheidsagenten vinden het welletjes en keren huiswaarts. Naar men zegt hebben zij thuis niets, maar dan ook niets te zeggen en moeten ze gedwee de bevelen van moeder de vrouw opvolgen. Ik moet niet te hoog van de toren blazen, met drie vrouwen in huis ken ik het gevoel. Maar wat blijkt? De poorten staan plots wagenwijd open, iedereen kan vrij binnen stappen. Niemand die moeilijk doet, iedereen is plots welkom.

Hoe ridicuul toch. Dit is dus ons land. Het land van Margritte, zoals het door een politicus onlangs genoemd werd.

maandag 18 mei 2009

Vraagtekens

Mijn zomerseizoen is al afgelopen nog vóór het begonnen is. Ik kan me beginnen focussen op het crossen. Die liggen zes maanden van ons verwijderd. Tijd genoeg dus. Nadat mijn loopschoenen ruim twee weken in de kast gestaan hebben, trok ik ze dinsdag weer aan. Vanaf de eerste looppassen kwam de twijfel. Voel ik iets of niets? Ik voel niets,da’s positief. Oei, ik voel toch iets. Vrijdag was het net hetzelfde, het lopen gebeurt meer met het hoofd dan met de benen. De schrik om toch pijn te voelen overheerst de euforie van het kunnen lopen.

Zondag, het was al na vijven. Na mijn middagdutje, na te moeten vaststellen dat de renners in de Giro niet veel zin hadden, na de Goedele gelezen te hebben kreeg ik plots een enorme goesting. Ik weet niet of het aan Goedele, de renners of aan mijn dutje lag. Maar ik kreeg enorm veel zin in een loopje. De benen voelden goed aan, ze wilden eens getest worden. Het ging vlot. Ook nu vroeg ik me af hoe lang het zou duren. Ik was meer bezig met het al dan niet iets gewaar worden aan mijn voet. En ja hoor, er kwam protest. Niet dat het me tegenhield, niet dat het echt pijnlijk was, maar er kwamen signalen. Na veertig minuten vond ik het welletjes. Het gezeur van mijn voet hield vrij snel op.

Vandaag laat mijn voet weten niet gelukkig te zijn met mijn uitbarsting van gisteren. De duurloop van morgen zal, tenzij ik niets voel, al fietsend gebeuren. Vraag is of die crossen nog wel iets voor mij zijn.

maandag 11 mei 2009

Let's Dance

Ik was al langer van plan om een fuif te bezoeken waar ook mijn dochter aanwezig zou zijn. Dat zij daar niet naar uitkijkt, kan ik begrijpen. Op een plek waar de gemiddelde leeftijd net onder de twintig is, een veertiger tegen het lijf lopen en dan moeten toegeven aan de vrienden en vriendinnen dat het je pa is, ik kan me voorstellen dat daar een gevoel van gêne mee gepaard gaat. Maar omdat ik de gulle gever die me een vrijkaart gaf niet wou ontgoochelen, moest ik wel aanwezig zijn.

Het gebeurde allemaal in een tent die op een wei in Kapelle-op-den-Bos rechtgezet werd. Waarom mijn dochter me vroeg een sms’je te sturen zodra ik in de tent was, weet ik niet. Moesten de flesjes Smirnoff plots vervangen worden door cola en water? Wie zal het zeggen? Enfin, het was iets na twaalven toen ik aankwam. De tent was goed gevuld, de sfeer zat er goed in. De snelle beats vlogen me rond de oren. Of je de bewegingen die de jongeren aan ’t maken waren dansen kan noemen, ik denk het niet. Veel meer dan wat handjes zwaaien en wat ter plaatse getrappel heb ik niet gezien. Hier en daar zag je wel een deerne die iets te veel naar TMF en andere MTV’s gekeken heeft en de verleidelijke danspasjes van de Madonna’s en de Britney’s van deze wereld imiteerde. Maar of dat dan dansen is? Typisch gegeven van die jongerenfeestjes blijkt te zijn dat ze met één dj niet toekomen. Neen, je moet kunnen uitpakken met een resem platenruiters. Die vissen natuurlijk allemaal in dezelfde vijver waardoor je het zelfde lied meer dan één keer hoort. Pas op, ik klaag niet hoor. Ik heb me laten meedeinen op de beats en met mijn handen in de lucht wat ter plaatse getrappeld. Ik ben wat dat betreft flexibel, ik pas me aan de omgeving aan en laat me met plezier onderdompelen in wat de jeugd van tegenwoordig bezig houdt.

Diezelfde gulle gever was ook zo vriendelijk om een vrijkaart te geven voor de danspartij die de dag daarop in dezelfde tent gegeven werd. Guy De Pré stond er achter de draaitafel om er zijn Préhistorie te vertellen. Nooit had ik gedacht dat ik op een dansgelegenheid The Platters of Alain Barriere zou horen. Via een korte tussenstop in de jaren zestig kwamen we terecht in de jaren zeventig. Met plezier hoorde ik Tavares nog eens. En Cloclo kon natuurlijk ook niet ontbreken. De jaren tachtig bracht ons de disco en de funk, tot zelfs de ska. Een waaier aan muziekstijlen dus. En in tegenstelling tot de dag een dag eerder werd er nu gedanst. Ik vond het wel spijtig dat twee muziekstromingen niet aan bod kwamen. En toevallig beginnen ze elk met het woord “new”. Ik miste de New Beat en de New Wave. Pas op, ik klaag niet hoor. Ik heb me laten meedeinen op de golven van de muziekgeschiedenis. Ik ben wat dat betreft flexibel, ik pas me aan de omgeving aan en laat me met plezier onderdompelen in wat mijn jeugd gebracht heeft.

Samengevat. Ik heb me fameus geamuseerd. Het was een geslaagde tweedaagse. Zeker voor herhaling vatbaar. En als ik een boodschap mag geven aan de jeugd: onderschat die oudjes niet, zij kunnen ook feesten.

dinsdag 5 mei 2009

Nu nog Duvel, binnenkort Whisky

Dit valt te lezen op verschillende nieuwssites (waaronder deredactie.be)

"Blaasveld - In navolging van de succesvolle lancering van de Gouden Carolus Single Malt gaat de nog enige Mechelse artisanale brouwerij Het Anker over tot de bouw van een nieuwe, traditionele whiskystokerij in Blaasveld, bij Willebroek.

België beschikt reeds over een handvol whiskyproducenten, maar Het Anker zal de eerste zijn met de klassieke ”Pot Stills” (ronde koperen ketels die bovenaan uitlopen in een zwanenhals) die zo typerend zijn voor de productie van whisky.
De stokerij zal niet op de brouwerijsite te Mechelen gebouwd worden, maar te Blaasveld (Willebroek), en dit met een belangrijke historisch reden. Het domein aan de Molenberg, een groene driehoek tussen de Mechelsesteenweg en de Klaterstraat, behoort al sinds de 17de eeuw tot de familie Van Breedam, een ‘meuldersgeslacht’ dat op deze locatie een jeneverstokerij had.

De huidige eigenaar Charles Leclef, tevens eigenaar van de Mechelse bierbrouwerij Het Anker én de vijfde Van Breedam-generatie, zal hier de Belgische whisky, de Gouden Carolus Single Malt in onderbrengen. Het domein met zijn mooie groenzone en rijke geschiedenis zal in al zijn glorie herrijzen, inclusief de werkende stokerij, een bezoekerscentrum en museum.

Dankzij het unieke karakter van deze toch wel ambitieuze onderneming, zal Willebroek en Blaasveld op de wereldkaart geprikt worden. Meer zelfs, Blaasveld krijgt er een uniek en nieuw streekproduct bij! De installatie- en renovatiewerken gaan deze week van start gaan. De nieuwe stokerij zal dan op 31 december, middernacht, haar eerste spirit produceren na een eeuw van stilte."

maandag 4 mei 2009

Vogelen

Een bank maakt momenteel reclame voor haar diensten met de slogan: “zo gratis als het gefluit van de vogels”. Ze hebben gelijk. Niets zo zaligmakend als ’s morgens wakker worden en het gekraai van de haan en het gezang van de merel horen. Maar soms kan dit minder prettig ervaren worden.

Al enkele dagen klaagde mijn dochter dat ze wakker werd met het lawaai van vogels rondom haar hoofd. Dat er buiten vogels zijn, tot daar aan toe. Maar bij haar hoofd? Moest ze aan de paddenstoelen of andere geestesverruimende middelen zitten, ik zou dan begrijpen dat ze dingen hoort die een ander niet hoort. Maar ik vertrouw haar ten volle. Ik moest dus op zoek naar de bron van het lawaai.

De geluiden lokaliseerden zich rondom het rolluik. Dan maar de rolluikkast gedemonteerd. Ze zou wel eens kunnen gelijk hebben, mijn dochter. Twijgen en takken, stro, het is niet iets wat je rondom een rolluik verwacht. We zochten een vrijwilliger die het nest zou onderzoeken. Unaniem werd beslist dat het de dochter zou zijn, het is tenslotte haar kamer.

We hoorden plots het geschreeuw van een vogeltje. “Ik zie één jong”, zei ze. “Nog één, maar het beweegt niet meer”. Even later: “Toch wel, het leeft ook nog”. De dochter bevrijdt de jongen uit het nest. “Het zijn er drie”, riep ze. “Oh neen, ik zie er nog één!”. Ik begon me ondertussen in een scène uit “101 Dalmatiërs” te wanen. Daar bleek ook geen einde te komen aan de puppies die gebaard werden. Uiteindelijk hadden we vijf kuikens in een kartonnen doos verzameld.



Wat moeten we daar nu mee? En wat voor vogels zijn het? En wat eet dat? Ik ben absoluut geen expert in de ornithologie. Ik permitteerde me toch om ze onder de merels te catalogeren. Maar de vraag blijft, wat nu? Zelf groot brengen? Niet te doen. Ze dood doen? Er huist geen beul in mij. Rest ze onderbrengen bij mensen die er verstand van hebben. Gelukkig is er internet en vrij snel kwam ik bij een vogelopvangcentrum in Malderen terecht.

“Merels? Neen, spreeuwen zijn het”, zei de man. Hij voederde de jongen en wij trokken huiswaarts. En wat zien wij vlak bij ons huis zitten? De vermoedelijke ouders wiens jongen we ze ontnomen hebben. Zijn we dan toch dierenbeulen?

maandag 27 april 2009

Heer, geef mij nieuwe voeten

Gelukkig besef ik dat ik niet kan zingen en doe ik niet zoals Assurancetourix die elke bijeenkomst wil verblijden met zijn gejank. Neen, als ik zing is het binnensmonds. En gezongen heb ik.

Toen ik een koppel jonggeliefden hun vreugde zag, kon ik het niet laten. In stilte beeldde ik me in hoe hij zijn liefde verklaarde. “Oh Kristiene. Oh Kristiene. Hoe kan ik jouw hart verdienen. Ik hield altijd van brunettes maar ik hou het nu op blond. … Jij hebt alles wat ik mooi vind. Jij hebt charme, gratie, stijl. Door jou vele kwaliteiten ging ik aardig voor de bijl”. Af en toe waag ik me aan een Engels lied. “please tell me why do birds sing when you're near me, sing when you're close to me?”.

Nog een gelegenheid om te zingen is een kerkbezoek. Zaterdag hebben ze me nog eens in het huis van God gezien. En elke keer neem ik me voor om aandachtig te luisteren naar wat de priester te verkondigen heeft. Maar elke keer opnieuw stel ik vast dat de man in het gewaad, na ongeveer tien minuten, mij aan het verliezen is. Het zal niet aan hem liggen. De man had een klok van een stem en aan zijn intonatie was het ook niet gelegen. Neen, ik begon opnieuw te zingen. “Je wordt ouder pappa, geef ´t maar toe. Je wilt er alles aan doen, maar je weet niet hoe. Je wordt ouder pappa”. Deze keer was de tekst autobiografisch. Plots kon de pastoor mijn aandacht terugwinnen. Eén zin volstond. Hij riep:”Heer, geef ons nieuwe voeten”. Ik stond op en antwoordde: “Het eerste paar dat weggegeven wordt is voor mij”.

Ja, ik zou ze nochtans kunnen gebruiken, dat paar voeten. Met één nieuwe linkervoet zou ik ook al tevreden zijn. De trainingsarbeid van de voorbije weken heeft me doen confronteren met de grenzen van mijn lichaam. Afgelopen woensdag heb ik nog een training afgewerkt waar de verhoopte tijden gehaald werden maar de manier waarop dat gebeurde stemde me niet tevreden. Het was wroeten en werken om mijn benen rond te laten draaien. Diezelfde nacht nam mijn lijf weerwraak. In het bijzonder de pezen in mijn linkervoet lieten me weten dat ze het nu wel genoeg vonden. Donderdagochtend stond ik op en kon amper de trap af. Een echte baaldag was dat. En dat op enkele dagen van die vijfduizend waar ik zo naar uitgekeken heb. Vrijdagavond nog geprobeerd te lopen maar lang heeft dat niet geduurd. Zondagmiddag, de dag van de wedstrijd, ook nog geprobeerd maar de pijn was er nog altijd. Met pijn in het hart, en in de voet, heb ik verschillende masters hun wedstrijd zien lopen.

Nu ja, er zijn ergere dingen in de wereld. Wat te denken van die arme man, ik ken hem als één van de medewerkers van een klant waar ik voor werk, die op terugreis van zijn skivakantie, zijn vrouw verliest in een auto-ongeval en achterblijft met zijn drie maanden oude dochter. En dan die sukkelaar in onze straat, iedereen wist dat die man niet helder van geest was, dat hij eigenlijk niet hoorde alleen te wonen. Hij had hulp nodig, heeft die ook gekregen maar blijkbaar niet lang genoeg. Vorige week hebben ze hem levenloos aangetroffen in zijn garage. Wat zou ik dan mopperen over achillespezen die vervelend doen?

dinsdag 21 april 2009

Mensen die vijftig worden

Vele mensen zullen dit jaar vijftig worden. Een heleboel minder bekende personen, een minderheid heel bekende individuen. Tot die laatste categorie hoort Robert Smith. De man viert vandaag zijn vijftigste verjaardag. De eerste keer dat ik hem zag was op tv, toen Veronica nog geen commerciële zender was. Op die zender waren concerten te zien en werden de rocksterren geïnterviewd. Mijnheer Smith werd toen ook een microfoon onder de neus gestopt hoewel ik vrees dat hij dat toen niet besefte. Zo stoned liep hij er toen bij.

Zijn groep, The Cure heb ik sindsdien verschillende keren gezien. Meestal in Werchter, één enkele keer in Vorst Nationaal. Om zijn verjaardag te vieren vind je hieronder een pareltje.

zondag 19 april 2009

Stage: the day after

Alsof twaalf trainingen op een week nog niet genoeg waren. Niet voor enkele PDB’ers waaronder PDB-himself. Ze waren present op de Driekastelenloop.

Ik was van plan er een snelle duurloop van te maken. Na de stage er de pees op leggen zag ik niet zitten. Mijn gedachten zitten trouwens al bij komende zondag. Ik merk aan het trainingsschema van komende week dat de trainer er net zo over denkt. Volgend weekend moeten we fris zitten en rendement halen uit de stage.

Stage: dag 7

Terug naar huis. Niet zonder eerst een recuperatieloop afgewerkt te hebben. Een laatste keer langs de oceaan.

De terugkeer verliep niet zonder hindernissen. De treinreizigers hadden te kampen met een vertraging van anderhalf uur. De autoreizigers moesten de Parijse files en een afgesloten autosnelweg overwinnen.

Stage: dag 6

De laatste dag voor onze terugkeer. De dag waarop we getest worden. Vandaag zou blijken hoe het met de conditie gesteld is. Er wordt naar toegeleefd als naar een wedstrijd. De trainer ziet het ook als een wedstrijd met dat verschil dat je twee wedstrijden loopt met daartussen een pauze van een kwartier.

Er werden twee groepen gevormd. Eerst aan de bak gingen de “grote” jongens, daarna de “kleine” jongens en de meisjes. Ik diende als haas in de tweede groep. De opdracht die de trainer me gaf was duidelijk: de eerste tweehonderd meter doorkomen na 37 seconden, de tweede tweehonderd meter lopen in 35 seconden. Tot dan moest iedereen mij braafjes volgen. Pas de laatste driehonderd meter mochten ze me voorbijsnellen. Ik sloeg aan het rekenen: stel dat ik gemiddeld 36 seconden doe over tweehonderd meter dan kom ik uit aan 2’06”.

We beginnen aan onze eerste zevenhonderd. Ik kijk op mijn chrono na honderd meter en zie 17 staan. Veel te snel. We komen na tweehonderd door na 35 seconden. Slecht gehaasd dus. De vierhonderd passeren we na de gevraagde 72 seconden. Een schicht gaat me voorbij, die man gaat veel te snel voor mij. Het is Daan. Ik probeer te versnellen maar het lukt me niet. Mijn chrono stopt na 2’05”.

De tweede zevenhonderd. 36” na tweehonderd, net onder de 72” na vierhonderd. De laatste driehonderd komt het er op aan nog proberen te versnellen en als dat niet lukt niet proberen stil te vallen. Ik verwacht ook opgepeuzeld te worden maar dat gebeurt niet. Pas in laatste rechte lijn komt Daan, alweer hij, me voorbij. Mijn chrono stopt na 2’05”.

Wie dacht dat hiermee ook deze trainingsdag er op zat had het verkeerd. ’s Middags had iedereen vrij. Van dit moment werd geprofiteerd om een kaartje te leggen. Ik hoef jullie niet te vertellen wie gewonnen heeft, ik vermoed dat jullie dat ondertussen al wel kunnen raden.

Het duurloopje langs de stranden had nog een verrassend intermezzo in petto. Een wedstrijdje paalstaan: op één been je in evenwicht houden terwijl je op een paaltje staat. Mijn eeuwige roem was van korte duur. Na enkele seconden was het voor mij al voorbij. Een kleine twintig minuten later konden we onze duurloop verder zetten.

Het einde van de stage werd gevierd in de binnenstad. Ruim twintig PDB’ers die een brasserie binnenvallen. Ik kan je verzekeren, die cafébaas zag ons graag komen.

vrijdag 17 april 2009

Stage: dag 5

Na regen komt zonneschijn. Hier dus ook. Het was een prachtige, zonovergoten dag. De ochtendtraining omvatte zowat van alles: de volledige groep oefende zich in lenigheid, stabilisatie en looptechniek. Daarna werd er gesplitst in een groep die korte, explosieve sprintjes trok en een groep die versnellingen deed.

’s Middags werd er gestudeerd, gelezen, gezonnebaad en gekaart. Het was alweer de trainer die in het laatste spelletje een uitzichtloze situatie wist om te buigen in een verpletterende overwinning.

Na dit alles zorgde een duurloopje dat de benen los gegooid werden want morgen is er de grote test: twee keer zevenhonderd meter. Of ik hier vanuit La Rochelle ook nog een verslagje zal kunnen schrijven betwijfel ik. Mijn plaatselijk internetabonnementje zal vermoedelijk vervallen zijn.

donderdag 16 april 2009

Stage: dag 4

Ja, jullie een warme 22°, wij een natte 14°. Dat is een wereld van verschil. Gelukkig was het gisteren een rustige atletiekdag. ’s Voormiddags stond er enkel een duurloop langs en op de stranden op het programma. De ruige jongens vonden dat niet genoeg en voegden er nog een reeks versnellingen aan toe, gelopen op blote voeten in het zeewater.

’s Namiddags bezochten sommigen het stadscentrum, anderen het Aquarium. Zoals de naam laat vermoeden een museum vol aquaria met vissen gaande van de piepkleine clownvis (beter gekend als Nemo) tot een grote haai. Van al dat vissen kijken krijgt een mens dorst en honger. Gelukkig hoefden we niet ver te stappen om de terrasjes te vinden.

woensdag 15 april 2009

Stage: dag 3

Wij verblijven in de jachthaven van La Rochelle. Duizenden bootjes, in allerlei vormen en formaten liggen er aangemeerd. Vanmorgen bracht een”zeebus” ons naar de schilderachtige oude haven. Er is geen paasvakantie, de straatjes lagen er eenzaam bij. Goed voor ons want er stond een recuperatieloop doorheen de steegjes en parken op het programma. De benen werden wakker geschud door enkele versnellingen waarna rustig teruggelopen werd naar onze kamers.

De middagpauze bracht ons oesters, de plaatselijke specialiteit, en een spelletje kleurenwiezen. Voor wie geïnteresseerd is in de uitslag: de trainer heeft een verpletterende revanche genomen.

Intervaltraining. Echt snel wilden de benen niet meer gaan. Ik besloot mijn zeshonderden dan maar op eigen tempo af te werken maar was toch nog tevreden over mijn tijden. Ik moet wel diep geweest zijn want ik kreeg tijdens het loslopen een fameuze tik van de hamer. Een appelflauwte die door te eten en te drinken weggedreven werd. Morgen biedt zich iets rustiger aan, het geeft me de tijd om te recupereren.

dinsdag 14 april 2009

Stage: dag 2

De eerste training op de piste. De eerste keer het zuur in de benen. De accommodatie is prima, de sfeer is goed. En de eerste persoonlijke records zijn gevallen. Een champagnekurk vijftien meter ver schieten, probeer het zelf maar eens. Niet evident. Alle gekheid op een stokje, vooraleer jullie beginnen te denken dat wij hier continu aan het feesten zijn: wij hebben vandaag stevig getraind. ’s Voormiddags een weerstandstraining, ’s namiddags een duurloop. Wij vieren vandaag een jarige, en dan mag/moet er gefeest worden.

Het zonnetje is van de partij, vergezeld van een lichte zeebries. Mijn aangezicht heeft dezelfde kleur als de vuurtoren in de haven: vuurrood. De avond bracht ons een prachtige zonsondergang. Op naar dag 3.

maandag 13 april 2009

Stage: dag 1

De eerste dag La Rochelle verliep beter, veel beter dan verhoopt. De achthonderd kilometer werd in acht uur afgehaspeld. Een halte van amper dertig minuten na vijfhonderd kilometer gereden te hebben, volstond om ons ter plekke te brengen, veertig minuten nadat de treinreizigers aangekomen waren. ’s Avonds werd de trainer een eerste nederlaag in het kleurenwiezen aangesmeerd, en dat was al lang, heel lang geleden. Een voorwaar perfect begin van de stage.

Tussen aankomst en slapengaan hebben we de overwinning van Tom meegemaakt. Niettegenstaande we in het land van de grootste wielerklassieker die er bestaat zijn, althans dat is wat de Fransen zelf van hun Paris-Roubaix vinden, hebben we alles moeten volgen via Europe 1 en de autoradio van de trainer. Nergens was er een televisietoestel te bespeuren.

Ziezo, dag één is achter de rug. De eerste verkenningsloop ook. De trainingsarbeid kan beginnen.

maandag 6 april 2009

Ren je rot

De eerste weerstandstrainingen hebben we er op zitten. De korte pijn. Zo omschrijf ik dat. Vier keer zeshonderd meter moeten afleggen, kan je bezwaarlijk lang noemen. Pijnlijk wordt het wanneer je dat zo snel mogelijk probeert te doen. Het gevoel van dikke benen die weigeren de knieën te heffen waardoor de pas steeds korter en korter wordt. De ziel uit je lijf rennen, je rot rennen.

Ren je rot. Als kind één van mijn favoriete programma’s op tv. De Nederlandse tv wel te verstaan. We keken toen naar niets anders dan naar Nederland 1 en 2. De Film van “Ome Willem”, “Stuif ’s In” en natuurlijk “Ren Je Rot”. Zo wordt het op Wikipedia omschreven: “Presentator Martin Brozius stelde een meerkeuzevraag, riep: Rrren jjje rrrot en de deelnemende kinderen renden naar het vak van hun keuze. Was het goed, dan pakten ze een bal, gooiden die in een cilinder en de groep met de meeste ballen won. “ Eind vorige maand overleed Martin Brozius. Weer één van mijn jeugdhelden die ons verlaten heeft.

maandag 30 maart 2009

Blijven lopen

Binnenkort kunnen ook de laatavond-trainingen in daglicht afgewerkt worden. Met dank aan het zomeruur. Dat het langer klaar is heeft ook zijn nadelen. Er kan nu ook nog na de dagtaak in de tuin gewerkt worden. Daarnet nog liep het zweet in beken van mijn lijf. Je kunt daar positief tegenaan kijken en het zien als een soort van krachttraining. Maar of mijn pijnlijke onderrug daar ook zo over denkt, weet ik niet.

Van training gesproken. Over veertien dagen zullen we weten wat trainen is, wanneer we op zo’n achthonderd kilometer hier vandaan de jaarlijkse paas-stage aan het ondergaan zijn. En nog eens zeven dagen later weten we wat die arbeid opgeleverd heeft. Op mijn vorige provinciaal kampioenschap was ik allerlaatste maar liep wel mijn snelste 1500 meter ooit. De 5000 meter die nu op het programma staat zal ik vermoedelijk ook als rode lantaarn beëindigen, maar ik hoop nu ook weer op een persoonlijke besttijd.

Zover zijn we nog niet. Eerst de stage. En dat is ook wat mijn jongste dochter dacht. Op een piste-meeting zullen we haar niet zien, dat gaat allemaal veel te snel. Tijdens het zomerseizoen zijn stratenlopen meer haar ding. Duurlopen van om en bij het uur heeft ze nog niet gedaan. Zij dacht dat ze dat niet aankon. Wij dachten net het tegenovergestelde. Daarom trokken wij er zondagochtend op uit. Ik op de fiets, zij lopend. Het Blaasveldse Broek lag er doornat, maar wondermooi bij. Menige joggers en wandelaars kruisten ons. Ik zag enkele onbegrijpende blikken. “Kinderbeul, zou jij beter ook niet lopen in plaats van op je oude, gammele fiets je arme dochter te achtervolgen?”. Wij wisten wel beter. En één uur later waren we, voldaan en tevreden, terug thuis. “Laat die stage maar beginnen, ik ben er klaar voor”, zei de dochter.

Enkele uren later was het aan mij om te presteren. De eerste stratenloop, traditioneel in Londerzeel, de heimat van Dirk en zoon Jeffrey. En laat het nu net dat duo zijn dat ik zo lang mogelijk wou volgen. Gewoon al om als best geplaatste getuige te mogen meemaken wie van hen de beste loper is. Lang heb ik ze niet kunnen volgen. Enkele plaagstoten, zijnde een paar tussenspurtjes, om hen proberen uit hun lood te slaan. Meer zat er niet in. Nog voor de tweede kilometer moest ik ze laten gaan. Met nog acht kilometer voor de boeg vermoedde ik dat de Eddie’s en de Svennen mij zouden voorbij snellen. En inderdaad, net voor de vierde kilometer neemt Eddie het van mij over. Tegelijkertijd zie ik in de verte Jeffrey afstand nemen van zijn vader. Wel, wel, dat had ik niet verwacht. Maar goed. Ik ben hier ook bezig aan het koersen. Nu moet ik aan mezelf denken. Ik zet mij in het spoor van Eddie en kan hem volgen. Een kilometer verder neem ik terug de kop. Plots voel ik mijn benen in een ritme geraken, een ritme dat me bevalt. Ik hoor het stil worden achter mij. Met nog één kilometer te gaan kijk ik achterom en zie ik plots twee groene truitjes van de Londerzeelse atletiekclub. Even verder kijk ik nog eens om en zie ik dat die mannen dichter komen. Aan de meet blijkt dat ze maar enkele luttele seconden na mij aangekomen zijn. Het was weeral afzien.

Mijn madame en de oudste dochter, ik mag ze natuurlijk niet vergeten. Zij hebben ook de 10 Londerzeelse kilometers afgewerkt en zij waren best tevreden over hun wedstrijd. Met z’n allen gaan we nog enkele trainingen afwerken om de dag voor we op stage vertrekken, de 10 kilometer van Mechelen af te haspelen.

maandag 23 maart 2009

Lente

Zaterdag 21 maart 1992. Het was een dag om nooit te vergeten. Niet omdat het zo’n mooi weer was. Integendeel. Een koude wind, op tijd en stond een regenbui. Geen weer om buiten te zijn. Toch had een koppel, dat al enkele jaren een appartement in Mechelen deelde, deze dag uitgekozen om hun trouw aan elkaar te officialiseren.

Zaterdag 21 maart 2009. Het was een prachtige dag. Volop zon en zachte temperaturen. Zonde om in zo’n weer binnen te blijven. Een koppel rollebolt in de tuin.

De lente heeft zijn eerste prik gegeven. En niet alleen in de tuinen. Straten werden overspoeld door lopers. Vilvoorde, Dworp, Meise. Keuze genoeg. De uitslagen verraden zelfs dat sommigen twee wedstrijden op twee dagen gelopen hebben. Niet ik. Ik hou me nog even gedeisd. Hoewel. Ruim achthonderd meter achterna gezeten worden door de trainer, die van op zijn fiets wil dat het steeds sneller gaat, dat die knieën hoger reiken, dat die pas groter wordt. Die voor me gaat rijden en als haas dient als het te traag gaat. En dat tot drie keer toe. Dat is het soort van training die zegt dat de winter voorbij is. Lang leve de lente.