zaterdag 14 juni 2008

J’aime, j’aime la vie

Tja. Topsporters. En wij maar denken dat zij leven gelijk een pater. We mogen ze natuurlijk niet allemaal over dezelfde kam scheren. Er zal hier en daar ook wel een pater zijn die een scheve schaats rijdt. En wie ben ik om hun doen en laten te veroordelen. Maar sta me toe het moeilijk te hebben met een sportman die een paar dagen voor een wedstrijd in het holst van de nacht tegen een boom knalt en geëerd wordt als een volksheld. Wat als hij enkele toevallige passanten mee had gesleurd?

Dan voel ik veel meer mee met een collega die deze week afscheid heeft moeten nemen van zijn echtgenote. Veel te vroeg gestorven na enkele jaren gestreden te hebben tegen iets waar je niet van kan winnen. Ongeveer mijn leeftijd. Met een zoon zo oud als mijn oudste dochter.

Op de afscheidsplechtigheid was ik niet aanwezig. Ik heb het dus van horen zeggen maar het moet indrukwekkend geweest zijn. Het was een niet-religieus gebeuren. Mijn collega achter het spreekgestoelte, voor de volle zaal vertellend over zijn vrouw. Sterk. Ik weet niet of ik het zou aankunnen. Mijn collega kennende, het is een perfectionist, moet hij de plechtigheid onnoemelijk veel keren gerepeteerd hebben.

Ik begin dan te filosoferen over mijn afscheid. Veel trammelant moet er niet rond gemaakt worden. Wie mij wil groeten mag dat doen. Veel gepraat moet er over mij niet worden. Ik ben per slot van rekening zelf iemand van weinig woorden. En er mag muziek bij. Dat mag dan “Tomorrow” zijn van U2. Bert André trakteerde de aanwezigen op een cornetto. Van mij mag iedereen een Duvel drinken. Maar laat ons daar toch nog vele tientallen jaren mee wachten.

Geen opmerkingen: