woensdag 17 september 2008

The Voice of Blaasveld

Sinds enkele weken breng ik mijn zaterdagvoormiddagen door op mijn oude fiets. Gelukkig moet ik geen hoge snelheden halen. Mijn tweewieler kan mijn tempo nog net aan. Een ietsje sneller rijden en ik riskeer dat mijn vehikel in honderden stukken uit elkaar valt.

De vaart waarmee ik mij voort beweeg wordt mij opgedrongen. Ik moet braafjes mijn madame volgen. Flexibel als ik ben heb ik daar totaal geen probleem mee. Mijn madame is in dat stadium van haar voorbereiding van de marathon gekomen dat ze twee à drie uren moet lopen. Mijn stalen gevaarte en ik houden haar gezelschap. Wij houden haar op de hoogte van het aantal afgewerkte kilometers, de snelheid. Op tijd en stond bevoorraden wij haar en zo nodig zorgen wij voor de mentale ondersteuning.

Afgelopen zaterdag moesten er tweeëntwintig kilometers afgewerkt worden. We waren een kwartiertje onderweg en ik zag dat het niet zo vlotte met mijn madame. Haar tred was alles behalve dat van een in draf lopende merrie. Het had meer weg van een noest werkend Brabants trekpaard. “Het gaan niet”, zei ze. “Ik krijg mijn ademhaling niet onder controle”. Nu was het moment gekomen om mijn kwaliteiten van mental coach aan te spreken. “Hou vol. Straks zal je zien dat je in een ritme geraakt waarvan je zult denken: aan dat tempo kan ik uren blijven lopen.”

Inderdaad, had ik even geluk gehad. Mijn voorspelling kwam uit. Spoedig klonk een ritmisch geluid in het Blaasveldse Broek. Het was alsof er een metronoom in de buurt was. Op de ene tik kwam eerst de linkervoet op de grond, op de andere tik de rechtervoet. Ik hoor u lezen: “met beide voeten tegelijkertijd de grond raken is nogal lachwekkend”. Ik kan u, aandachtige lezer van mijn proza, alleen maar gelijk geven.

Het geluid van de constante cadans inspireerde me. Ik begon eerst te neuriën, dan te zingen. Op het ritme van de grond rakende schoenen weerklonk eerst “Zeg ken jij de mosselman”. Toen ik dat beu was vond ik het tijd worden om het te hebben over “Twee broodjes smerende beren”. Toen dat mij de strot uitkwam begon ik Louis Neefs te eren: “Opzij, opzij, opzij. De poppenstoet gaat hier voorbij…”.

Op die manier waren de tweeëntwintig kilometer zó voorbij en hebben mijn madame en ik een prettige zaterdagvoormiddag beleefd. Komende zaterdag volgt een zware brok: tweeëndertig kilometers staan ons te wachten. Ik hoop dat ik goed bij stem ben.

1 opmerking:

Anoniem zei

Ge zijt een goed mens Jos, Uw vrouwke zo steunen maar den Dirk zou dat ook wel willen ..wat muziek terwijl hij zijn drie uren moet lopen dus als ge goesting hebt om uw zangtalent uit te breiden...want het mijne is echt niet aan te horen en mijn klein mannen die vinden dat niet erg als ik vals zing maar ik zou toch niet willen dat Dirk van mij gaat lopen

lieve