maandag 3 maart 2008

Een zaterdagmiddag in 't park

Machelen. Als tiener heb ik vele uren in het park van Machelen doorgebracht. Zonder schroom durf ik te stellen dat de Decubbers er voor gezorgd hebben dat er een tennisclub is gekomen. In de beginperiode was er één terrein en een gebouw van enkele vierkante meter groot. Mensen kwamen er hun uurtje tennissen en verdwenen dan weer. Tot de Decubbers lid werden. Voorzien van een verzameling tuinmeubilair en enkele goed gevulde frigoboxen hebben wij er verschillende zaterdagen en zondagen doorgebracht. Algauw werd ons voorbeeld gevolgd: het clubleven was geboren. Vandaag zijn er meerdere terreinen en een cafetaria die het hele jaar geopend is. Tennis heeft me vele mooie momenten bezorgd. Ook enkele minder mooie. Het is één van die momenten die er voor gezorgd heeft dat ik met tennissen gestopt ben. En wat doet een mens dan? Hij begint te lopen.

Lopen dus. De start was rampzalig. Niet te verwonderen wanneer zeventig oude en jonge mannen na amper zeventig meter een scherpe bocht moeten maken en zich door een opening van ocharme één meter moeten wringen. We waren al enkele honderden meters verder toen ik de schade kon opmeten en de achtervolging kon inzetten. En zo waar, ik zag Noël, op een niet onoverbrugbare afstand. Laat nu net Noël de man zijn in wiens buurt ik hoopte te eindigen. En Noël, hij had het in de mot dat ik niet ver achter hem hing. Ik moet toegeven, eerlijkheid siert de man. Achteraf zei hij me: “Jos, toen ik hoorde dat ge niet ver achter mij zat dacht ik bij mezelf: Noël, gij zijt niet goed bezig.” Ik heb het mogen ondervinden. Noël muisde er van onder.

Lopen, een mens ervaart soms rare dingen. Plots begonnen de struiken mij aan te moedigen. Echt waar, er was geen kat, geen mens in de buurt. En toch hoorde ik: “Komaan, Jos”. Ik was zo verbouwereerd dat ik sneller ben gaan lopen.

Lopen, een mens doet soms rare dingen. Zoals mijn madame. Plat op haar buik gaan. In volle koers. Ik stond een heel eind van waar ze haar tuimelperte maakte. Ik vond al dat ze lang weg bleef. “Ze is gevallen, ik heb haar opgeraapt”, zie een dame. En ik dus op zoek. Toen ik haar vond, onder begeleiding van de mensen van het Rode Kruis op weg naar de verpleegpost, was ’t ergste al achter de rug.

Haar crossseizoen was dus twee rondes eerder dan verwacht afgelopen. Ik stop mijn spikes pas volgende week in de kast. Hoewel, die spikes van mij, die beginnen te scheuren. Die twee en halve kilometer in Oostende zullen ze nog wel aankunnen, hoop ik toch.

Geen opmerkingen: