maandag 26 januari 2009

Het hoofd

Nu we voor het eerst, in de vele jaren dat we de loopsport ondertussen beoefenen, alle vier lid zijn van eenzelfde atletiekvereniging mochten we niet ontbreken op de cross die onze club organiseerde. En onze trainer had ook zo mooi gevraagd om onze spikes aan te trekken, dus trokken wij naar de Vilvoordse Drie Fonteinen waar een mooie, gevarieerde omloop ons opwachtte.

Laat me beginnen met mijn dochters. Zij, die sinds afgelopen vrijdag kranten lezen, websites van kranten bezoeken, het nieuws op radio en tv volgen.

De jongste, die toch maar weer aan de start stond, zich zelf afvragend hoe het komt dat alle andere meisjes van haar leeftijd sneller lopen. De oudste dochter zegt dat het in haar hoofd zit, dat zij ook zo snel kan maar dat ze het niet beseft.

De oudste, volgens mij zit er ook iets in haar hoofd. Ik denk dat zij en haar crosskompane een pakt gesloten hebben. Samen starten, samen aankomen om het dan toch telkens in de sprint te moeten afleggen. De meisjes vinden, tijdens hun strijd, nog de tijd om een babbeltje te slaan. Bijvoorbeeld over de muziek die gespeeld wordt. En vriendelijk dat ze zijn: “Sorry dat ik u voor bij steek”. “ Het is niks, doe maar”. Duidelijk welopgevoed.

En dan mijn madame, Mater Familias. Zij had een “koers”, vond al snel een groepje waarmee ze samen de wedstrijd maakte. Ik was ondertussen aan mijn opwarming begonnen maar besefte dat ik na haar aankomst best in haar buurt zou zijn. Inderdaad, veel meer dan een piepend geluid kwam er niet uit. Duidelijk heel diep gegaan. Ik begon me al af te vragen of het niet wijselijk zou zijn om naar de Rode Kruis post te gaan. Gelukkig was dat niet nodig want er was in de wijdste verte geen hulpverlening te bekennen. Foutje van de organisatie?

Tenslotte, mijn collega’s masters en ikzelf. Bij mij zat er ook iets in het hoofd. Mijn beide achillespezen stuurden pijnprikkels naar mijn hersenen. Maar eens het startschot gegeven, trouwens door een respectloze official die het niet de moeite vond om naar de startlijn te komen maar besliste dat op een afstand van honderd meter zijn pistool ook zou gehoord worden, heb ik geen pijn meer gevoeld. Na enkele honderden meters komt het er op aan de concurrenten te lokaliseren. Ik zie dat Marc al enkele meters voorsprong heeft genomen. De opdracht is dan duidelijk: er naar toe. Ik passeer een aantal clubmakkers en maak de bedenking:”Als die allemaal hun wagonnetje aan dat van mij hangen, dan hebben we een mooie wit-groene trein”. Ik kom in het spoor van Marc maar moet hem laten gaan. Ik besef dat hij vandaag te sterk is. Van de wit-groenen blijft blijkbaar alleen Geert over. Hij die in Grimbergen vroeg ten val kwam en constant moest achtervolgen, niet eindigde op een plaats die hij waard was. Dit wordt niet makkelijk. Geert neemt de kop, ik neem die later weer over. Diep in de derde ronde hoor ik iemand roepen: “Vier VAC’ers dicht bij elkaar”. Over dat roepen: ik heb op verschillende plaatsen mijn naam gehoord. Meestal mijn voornaam, in iets mindere mate mijn familienaam, maar weet allemaal dat ik jullie gehoord heb en dat ik dat enorm, enorm apprecieer.

Vier VAC’ers dus. Geert en ik zijn er twee. Wie dan nog? Ik kijk achterom en zie nieuwe clubgenoot Eddy. De man die ik voornamelijk ken van zijn vele marathons rond de 2 uur 50. We gaan de laatste ronde in. “In de laatste ronde kunt ge altijd iets meer”, spreek ik mezelf moed in. Ik hoor dat Eddy aansluiting heeft gevonden. Even later gaat hij ons voorbij. “Komaan Jos”, zegt hij. Eddy verplicht mij een stuk sneller te lopen. Ik volg zijn tred, dit gaat hard. Plots blijkt Marc niet zo gek veel voor ons te lopen. Ik neem het terug over. Ik hoor Geert niet meer, hij heeft afgehaakt. Ik ga Marc wel heel makkelijk voorbij. Ik hoor hem sakkeren. Even later zou hij de bosjes induiken, vanwege de darmen. Dat verklaart veel. Het tempo dat Eddy me verplicht heeft te doen lopen geeft me vleugels. Ik zie dat ik verder afstand neem. “Waarom loop je dan niet eerder aan dat tempo?”, begin ik me af te vragen. Omdat het in mijn hoofd zit dat ik dat niet aan kan?

Dirk zijn hoofd stond ook niet fris. Toch niet toen we er nog moesten aan beginnen. “Als ik straks goed loop, dan snap ik er niets van”. Dirk heeft goed gelopen, heel goed gelopen. Terug twee minuten eerder aangekomen dan ik. Zit het dan toch allemaal in ons hoofd?

Geen opmerkingen: