maandag 16 maart 2009

Adieu, velden en weiden. Welkom, straten en pistes.

Het overvalt me regelmatig dat ik denk in liedjes. Iets wat ik zie of hoor, vertaal ik in een deuntje. Zo ook gisteren toen ik de omloop aan het verkennen was. Ik hoorde Nico Haak in mijn hoofd zingen over Foxie Foxtrot, die met zijn elastieken beentjes. Niet dat mijn benen zo lenig zijn. Dat zijn ze nooit geweest en zullen het nooit worden. Ik associeerde het gevoel in mijn benen met die rubberen rekker: iets dat onderaan mijn lief hing te bengelen, waar niet veel kracht van uit ging. Bovendien zat ik op de koop toe ook nog opgezadeld met een Amerikaanse verkoudheid. Mijn neus verstopt, mijn oren potdicht.

Gisteren gebeurde het op een militair domein in Grobbendonk. Mijn allereerste Belgisch kampioenschap veldlopen voor Masters, een ietwat mooiere omschrijving voor wat ook veteranen genoemd wordt. Ik dacht, hoopte dat de organisatoren rekening zouden houden met de leeftijd van de deelnemers door ze hen een vlak, vlot lopend parcours onder de spikes te schuiven. Dit bleek een totale misrekening te zijn. De eerst paar honderd meter waren vlak, de laatste honderden meter ook. Daartussen volgde een opeenvolging van hellingen en afdalingen. En om het nog wat moeilijker te maken moesten we door enkele zandstroken. Geen diep zand, maar veel grip had je er niet in. Ik vraag me nog altijd af wat het zwaarste was: de lange helling in het begin of de korte kuitenbijter op het einde. Liefst vijf maal moesten we dit ondergaan, een volle zeven en een halve kilometer.

Al gauw, in de tweede ronde, wist ik hoe laat het was. Ik zat in het spoor van een ROBA-atleet met gekleurde haren. Ik wist dat ik hem in Lennik vòòr was, dat ik hem dus zou moeten aankunnen. Maar niet vandaag, ik zag hem van mij weglopen. Al gauw leken de plaatsen ook vast te liggen. In de derde ronde kwam er wel nog iemand van RIEME over mij, maar die blijkt in de uitslag niet voor te komen. En dat is wat mij gisteren toch opgevallen is: lopers die er de brui aan gaven. Nog steeds in de derde ronde kijk ik achter me om en zie een man van LONDERZEEL op een twintigtal meter hangen. Een ronde later blijkt dat maar een tiental meter meer te zijn. Ook hem ken ik, ik ben in principe sterker dan hij. Om dat ook vandaag zo te houden zit er niets anders op dan die laatste ronde weer alles uit mijn lijf te halen wat er in zit. En dat was niet veel meer. Maar ook bij hem was het vet van de soep zodat aan de meet bleek dat ik mijn voorsprong heb kunnen vergroten. Aan die meet stond Dirk me op te wachten, zoals steeds met zijn chrono in de hand. Net geen drie minuten stond hij daar al. Van een pandoering gesproken. Nu ja, Dirk voelde er hem enorm thuis. Sibculo, voor de mensen die het kennen, lag gisteren in Grobbendonk.

Ziezo, het crossseizoen zit er nu definitief op. Tijd voor een eindbalans, tijd om de statistieken te bekijken. Ik mag best tevreden zijn. Een winter kunnen strijden zonder kwetsuren, dat is al lang geleden. En als dat beloond wordt met een gedeelde vierde plaats in het VAC-crossclassement dan ben ik daar best tevreden mee. Laat de lente nu maar beginnen.

Geen opmerkingen: